United States or Andorra ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik peinsde alleen over den grooten afstand." Het was Waleram's beurt, om meer te zeggen dan hij wilde: "Zullen wij een wedstrijd houden, wie 't eerst aan 't slot van Kleef is?" Reginald aarzelde. Zou zijn broeder het geheim bemerken, wanneer hij toegaf? Beter ware het onverschilligheid te huichelen. "Waleram! heden ben ik te moede." "Moede gij moede, Reginald?

Waleram en Reginald bij alles, wat u heilig is en mij, gaarne gaf ik u beiden mijn dochter, Alixe, als dit mogelijk was. Daar Gods bestuur niet veranderd kan worden, zeg ik u, dat mijn dochter hem kan kiezen, dien ze mint. Zweer het mij, dat gij elkander als broeders zult liefhebben, welken man zij ook nemen wil.

Nadat hij zijn naam had geroepen, liet de wachter de slotbrug neer, en de graaf met zijn dochter wachtten hem. Het was niet met een blijden lach, dat ze hem begroette. Even slechts zag ze hem aan, daarna staarde ze langs hem heen, over den weg, en vroeg: "Waar is Waleram, uw broeder?" Liever had hij gewenscht, dat ze hem een dolk in 't hart had gestoken.

Eindelijk zeide Reginald: "Het is jammer, dat het slot van Kleef zoo ver verwijderd is. We zouden anders kunnen trachten, er nog vóór den avond te komen." Stil besloot Waleram, de wonde niet te toonen, welke hem pijnigde. Hij betoomde zijn verlangen en antwoordde: "Wat zouden wij in het slot van Kleef moeten vinden, Reginald?" Zijn broeder haalde diep adem. "Niets.

Nauwelijks waren zij gezeten, of de wachter voegde zich bij hen, en meldde, dat een tweede ruiter naderde. Toen schitterde Alixe's oogen, en vroolijk riep ze: "Dat is Waleram." Hij trad binnen, met stof bedekt, en hinkende. Zij liep hem tegemoet, en heette hem met juichende stem welkom. Reginald wendde zijn blik van hem af; onwillekeurig zette zich Alixe naast Waleram.

Als gij niet met me gaat, rijd ik alleen." De wedloop begon. Ze zetten hun edele paarden aan, nu eens was Reginald de eerste, dan weder Waleram. Zeker zouden ze tegelijkertijd nog vóór den avond het slot hebben bereikt, zoo Waleram's paard niet was gestruikeld, en dus Reginald eerder dan hij Kleef binnenreed.

Ge denkt het eerst over hem." Waleram liet zijn vuist op tafel zinken. "Ik duld uw beleedigingen niet meer, en ik noem u geen broeder. Zoo gij mij Alixe niet gunt, zij er vijandschap tusschen ons." "Ik neem uw uitdaging aan, wanneer Alixe heeft verklaard, wie ze liefheeft, mij of u! Van dat oogenblik zijn wij vijanden van elkander."

Aan den drempel wenschte ze hun een goeden nacht. Het was Waleram, dien ze daarbij aanzag. Nadat zij alleen gelaten waren, duurde het zwijgen voort. Het scheen, of er, toen de nacht genaderd was, geen menschen meer waren, zóó stil bleven zij in hun zwijgen. Eindelijk met moeite zacht klonk zijn stem was het de graaf van Kleef, die sprak. "Broeders!

Het was kort daarna, dat Alixe Waleram beloofde, zijn vrouw te worden. Reginald vluchtte uit het land, en men was daarom gelukkig. "Want" zoo meende men "nu zal hij zichzelf tegen een booze daad willen beschermen. Over eenige jaren zal hij op den Valkenberg terugkeeren, en de twee broeders zullen weder tezamen uitrijden, gelijk 't hun gewoonte was."

Want zoowaar als de vriendschap van vele mannen door de liefde verdwijnt, zoo zeg ik u als oud man: verwerp de vriendschap nooit lichtvaardig." De twee broeders zwegen, en de graaf ging voort als een smeekeling: "Zweer het mij, Waleram en Reginald, dat gij elkander " "Waarom noemt ge den naam van Waleram het eerst?" riep Reginald rauw. "Hebt gij hem evenals Alixe meer lief dan mij?