United States or Rwanda ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Niet zoo," smeekte, de graaf van Kleef, "liever heb ik, dat geen van beiden mijn dochter verwerven zal." Zij drieën wisten, dat het onheil niet te keeren viel. Den volgenden morgen reden de beide broeders heen, en Alixe's stem zong achter hen: "Waleram! keer spoedig bij ons weder. Waleram! keer spoedig bij ons weder. Reginald ... Waleram! Waleram! Waleram."

De Goudenaars verhaalden veel van de hemelhooge bergen, die zij bij Kleef beklommen hadden, en hadden het met de Eunomianen en vele kleine tourtjesmakers gemeen, dat zij het bereiken van den hemel voor heel gemakkelijk hielden.

Wij ontmoetten uwen broeder te Kleef, juist acht dagen nadat gij ons verlaten hadt, en wij konden het terstond zoo best met hem vinden. En nu wordt Ambrosine nog eene domineesvrouw! Nu, het is wel mijne eigen dochter, maar ik durf gerust zeggen, dat er weinige zulke lieve en geschikte meisjes ook daarvoor gevonden worden."

Daar waren nog kamers au premier te krijgen, behalve die zij besteld hadden, en de knechts hadden een lui leven, want zij konden het nog bijhouden om de logés te bedienen. Ambrosine vreesde heimelijk, dat zij in Kleef niet zulke aangename kennissen zou maken, als het geval geweest was op de Nijmeegsche stoomboot.

De Vorst van Kleef, niet minder bedacht voor de groote onheilen, die zijn landen bedreigden, en wenschende, zoo 't eenigszins mogelijk ware, het naderend onweder te stuiten, riep op den 25sten September den Landdag bijeen: het was, wel is waar, niet dan met schroom dat hij hiertoe besloot, zoo wegens de Spaanschgezindheid van sommige, als om de weifelende gemoedsgesteldheid der meeste edellieden; dan hij steunde veel op den drang van het oogenblik en op de welsprekendheid van den Graaf van Falckestein, die hem beloofd had, alles te zullen aanwenden, om den Raad tot het uitschrijven van een veldtocht te nopen.

Ik peinsde alleen over den grooten afstand." Het was Waleram's beurt, om meer te zeggen dan hij wilde: "Zullen wij een wedstrijd houden, wie 't eerst aan 't slot van Kleef is?" Reginald aarzelde. Zou zijn broeder het geheim bemerken, wanneer hij toegaf? Beter ware het onverschilligheid te huichelen. "Waleram! heden ben ik te moede." "Moede gij moede, Reginald?

't Had maanden aaneen gevroren, en de Spanjaarden, die nog altoos Haarlem belegerden, hadden ontzaglijk van de koude geleden. En niet alleen van de koude, maar ook de dappere Haarlemmers hadden er het hunne toe bijgedragen, om het den vijanden kwaad te maken. Don Frederik, die zijn intrek genomen had in het Huis Ter Kleef, bij Haarlem, had meermalen beproefd, de stad door storm te nemen.

Maar degeen wie toch eigelik de eer toekomt die ridderomans in Duitsland geïntroduceerd te hebben, was Heinrich von Veldeke, die in de Nederlanden uit een ridderlik geslacht geboren en getogen was, maar dicht bij de Franse taalgrens. Voor een gravin van Kleef bewerkte hij de Aeneasroman in Duitse verzen.

Ofschoon enkele doopsgezinde gemeenten aldaar, onder anderen te Krefeld, Kleef en Emmerik zich nog tot in deze eeu, gedeeltelik nog tot heden toe konden staande houden in naue aansluiting aan de nederlandsche Doopsgezinden, zoo waren toch vele leden dier gemeenten genoodzaakt hun land te verlaten.

Als gij niet met me gaat, rijd ik alleen." De wedloop begon. Ze zetten hun edele paarden aan, nu eens was Reginald de eerste, dan weder Waleram. Zeker zouden ze tegelijkertijd nog vóór den avond het slot hebben bereikt, zoo Waleram's paard niet was gestruikeld, en dus Reginald eerder dan hij Kleef binnenreed.