United States or Republic of the Congo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Rodolphe meende zich te kunnen herinneren, dat hij stukken hoogdravende philosophie over den zelfmoord, door genoemden Lopez, den held van den roman, uitgesproken, gehoord had en antwoordde op goed geluk af: "De groote figuur van don Lopez is zeer gewetensvol bestudeerd het doet je onwillekeurig denken aan de Profession de foi du vicaire savoyard ; de beschrijving van den muilezel van don Alvar bevalt mij uitstekend en herinnert aan een schets van Géricault . Het landschap geeft heele mooie lijnen; en wat de denkbeelden betreft, dat is zaad van Jean Jacques Rousseau, gezaaid op den bodem van Lesage.

Later rijpen die zaden en dragen dubbele vrucht: zijn gemoed aanvaardt ze als levens-waarheid, zijn verheerlijkende verbeelding herschept de herinnering van den zacht-peinzende jongen priester tot de groote gestalte van den "Vicaire Savoyard," figuur die een zeer belangrijke faze verpersoonlijkt in de ontwikkeling van het godsdienstig denken.

Marc de Girardin, nu ruim zestig jaar geleden in een serie lezingen over Rousseau ook de "Geloofsbelijdenis van den Vicaire Savoyard" behandelde, vierde hij de bekeering van Rousseau tot godsgeloof en ootmoedige gezindheid als het begin der christelijke reaktie tegen het systematisch ongeloof en eindigde zijn beschouwing met de volgende woorden: "Mijne heeren, men moet kiezen tusschen den priester en den politieagent, en wij prijzen het in Rousseau, dat hij den eerste heeft gekozen."

Dat Rousseau het geloofde, kan men hem in geen geval kwalijk nemen: hij wist dat zij vroeger een kind van Francueil heimelijk ter wereld had gebracht. Die beide gedeelten zijn: de geloofsbelijdenis van den Vicaire Savoyard, waar het betoog omvat wordt in een prachtige verbeeldings-lijst; en de idylle tusschen Emile en Sophie, die geheel beeldend is.

Ik zou tegen mij zelf zeggen: alles is niet gedaan voor ons met dit leven, alles wordt hersteld na den dood." Dit gevoel: behoefte aan steun op moreel gebied en aan troost over het slechte leven, is de grondslag van zijn gods-geloof, dat hij in de laatste boeken van de "Nouvelle Héloïse" en in de belijdenis van den "Vicaire Savoyard" heeft uitgesproken.

Met de toelating tot het avondmaal zat het zóó. Het verzoek van Rousseau bracht den predikant natuurlijk in groote verlegenheid. Hem kortweg weigeren ging moeilijk: hij had vrijwillig verklaard de leerstellingen der kerk aan te nemen, hij was misschien een berouwvol zondaar; en dan, welk een eer voor den predikant om zulk een vermaard en gevierd man tot lid zijner gemeente te hebben! Aan den anderen kant: de "Geloofsbelijdenis van den Vicaire Savoyard" had toch eigenlijk weinig gemeen met het protestantisme: kon men den schrijver toelaten?... Het was een lastig geval voor dominé Montmollin.... Later beweerde hij, dat Rousseau hem had meegedeeld naar Motiers te zijn gekomen om zijn verdere levensdagen in rust en vrede te eindigen, en hem de schriftelijke belofte gegeven, niet meer te zullen schrijven. Daarop had Montmollin hem toegelaten, want zoo dit zoo was behoefde er immers geen vrees meer te bestaan voor nieuwe schandalen; Rousseau van zijn kant verklaarde, zich nooit te hebben beschouwd als gebonden door een belofte. Wel had hij aan den predikant gezegd, niet meer te zullen schrijven, maar, zooals hij het toevallig juist in dienzelfden tijd in een brief aan Milord Maréchal had uitgedrukt, die belofte van niet-schrijven was een belofte aan zichzelven gedaan, niet aan anderen, een voornemen, geen verplichting; als voorwaarde haar zich gesteld zien wilde hij allerminst. Daarom beschouwde hij het ook volstrekt niet als de schending eener belofte, dat hij in Motiers nog twee werken schreef tot zijne verdediging: de "Lettre

Hun aller spiritualisme stamt rechtstreeks af van de geloofsbelijdenis van den "Vicaire Savoyard." Toen de konservatieve professor St.

"Mijn vriend," schreef hij aan een kennis uit Genève, "ik geloof aan God, en God zou niet rechtvaardig zijn zoo mijn ziel niet onsterfelijk ware." "Zoo ik geen ander bewijs had van de onsterfelijkheid der ziel als de triomf van den booze en de onderdrukking van den rechtvaardige in deze wereld," spreekt de "Vicaire Savoyard," "zou dit op zichzelven mij beletten te twijfelen.

"Wij zijn," zegt de "Vicaire Savoyard," "van alle kanten door ondoordringbare geheimnissen omgeven; wij gelooven ze te onthullen door middel van het verstand, maar doen het slechts door middel der verbeelding.... Klein onderdeel van een geheel waarvan de grenzen ons ontgaan, en dat zijn maker aan onze dwaze krakeelen overlaat, zijn wij ijdel genoeg om te willen beslissen wat dit geheel op zich zelven is, en wat wij met betrekking er toe zijn."