United States or Tokelau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Deze Homerische slachting, waaraan de potvisschen niet konden ontkomen, duurde ongeveer een uur; meermalen beproefden een tien- of twaalftal met vereende krachten den Nautilus onder hun gewicht te verpletteren; wij konden door het glas hun vreeselijken muil, hunne groote tanden, hun woest oog zien; Ned Land was zich zelven niet meer meester, dreigde ze en schold ze uit.

IJselstein is een kerkhof geworden! Behalve de vrouwen en kinderen, die door ziekte of door een neêrploffenden steen getroffen, den geest hebben gegeven, liggen vijfentachtig dappere mannen op de binnenplaat, s begraven. Nog slechts zestien strijders, met Jonker Jan van Asperen aan het hoofd, verdedigen den burcht. Aan een uitval kunnen zij niet meer denken. De vijand zou hen verpletteren.

En ik die dacht... O God, o God! Zij trok Mathilde tot zich en verborg het schokkende hoofd aan Mathilde's borst. Mathilde wist het: als er geleden werd kwam men tot haar, en zij sloeg den arm om den hals harer moeder en kuste ze. Otto zal het kunnen dragen, mama. Hoe kan je dat zeggen, het is zoo onverwachts, het zal hem verpletteren, mijn jongen, mijn armen jongen.

En ... en och, ik durf 't byna niet zeggen, doch wáár is het! hem bezielde daarby 'n gevoel alsof hyzelf... Ivanhoe was? Neen! Alsof hy, Woutertje, voor de godheid gespeeld had, die den uitgeputten brave kracht gaf tot het verpletteren van den krygshaftigen booswicht.

Hoor hem eerst van zijn jeugd vertellen, woordkarig, zoo langzaam dat men aan het eind van ieder woord vreest dat hij er genoeg van krijgt, en blij als hij gelegenheid heeft het een of ander te verpletteren onder een zwaar woord, waar een languitgehaalde, dikke l uit rolt: "Ik ben uit een volkomen ondichterlijk milieu voortgekomen.

Zij wond haren arm zacht om zijnen hals en kuste hem op het voorhoofd met eene liefkoozing van kuischheid. Een oogenblik scheen hij alles te vergeten. Hij stond ook op, nam haar in zijn armen, bijna woest, en klemde haar in eens tegen zich aan, als wilde hij haar verpletteren aan zijne borst.

Het waren een paar tintoreas, vreeselijke zeemonsters met grooten staart, en een dof en glazig oog, die uit de gaatjes rondom hun bek eene lichtende stof afscheidden. Het zijn monsterachtige lichtvliegen, die een mensch tusschen hunne ijzeren kaken in eens verpletteren!

Links boven onze hoofden hingen groote, overhangende rotsen, die ons schenen te willen verpletteren; rechts beneden ons liep de rivier onder tunnels van sneeuw door of kwam daar als een waterval weer uit te voorschijn, vullend de ruimte met rumoer en stuivend water. Hier en daar hadden enkele berken zich nog weten staande te houden.

Doch eensklaps, op hetzelfde oogenblik, dat de Beni-Hassen de handvol dappere tegenstanders dreigden te verpletteren, klonk eene donderende stem den strijdenden tegen en een ruiter in rijke Arabische kleeding, de Turksche kromsabel in de vuist, stortte zich in hun midden hun een krachtig: »Houdt op!" toeroepende.

Zoo er iets vreeselijks is, zoo er een werkelijkheid boven de voorstelling gaat, is het dit: te leven, de zon te zien, in het volle bezit van mannelijke kracht, gezond en vroolijk te zijn, hartelijk te lachen, naar een roem te ijlen, dien men voor zich ziet schitteren, zijn borst te voelen ademen, zijn hart te kloppen, een redelijken wil te hebben, te spreken, te denken, te hopen, te beminnen, een moeder, een gade, kinderen te hebben, het licht te zien, en eensklaps, in den tijd van een kreet, in minder dan een minuut in een afgrond te verzinken, te vallen, te rollen, te verpletteren, verpletterd te worden, koornaren, bloemen, bladeren, takken te zien, zonder zich aan iets te kunnen vasthouden, zijn sabel nutteloos, mannen onder zich, paarden boven zich, vruchteloos worstelen, de beenderen door 't spartelen van een paard in de duisternis gebroken, de oogen uitgetrapt, te stikken, te wringen, te krijten, en te moeten zeggen: zooeven leefde ik nog.