United States or South Sudan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Drieduizend jaar van uren onbeschermd Door slaap, en oogenblikken steeds gekloofd Door felle pijnen, tot zij jaren schenen, Foltring en eenzaamheid, wanhoop en smaad, Die zijn mijn rijk: eindloos roemruchtiger Dan de gebieden, die gij overschouwt Van onbenijden troon, o Machtge God!

Zachtheid en Deugd, Wijsheid en Lijdzaamheid Dat zijn de zegels die met machtge zekerheid Boven Verwoestings kracht den afgrond sluiten; En als met zwakke hand soms de Eeuwigheid, Moeder van vele dade' en uren, weer bevrijdt De slang die met zijn heele lengt' haar wilde omsluiten Herovert gij de volle heerschappij Over de' ontbonden doem door deze tooverij.

Zie de Nymfen, Onder de groene zee, 't beweeglijk lijf Gedragen op den wind-gelijken vloed, Haar armen blank boven haar stroomend haar Getild, met kransen bont en sterge kronen Van zeegebloemt, zich haastende om te sieren De vreugde die haar machtge zuster beidt. 't Is de ongeweide zee hongrend naar kalmte. Monster, wees stil; ik kom. Vaarwel. Vaarwel.

Mij grijpt een geest, die binnen in mij spreekt: Hij scheurt me als vuur een donderwolk verscheurt. Zie hoe zijn machtge blik zich heft! de hemel Donkert omhoog! Hij spreekt! Wil mij beschermen! Ik zie den vloek, in trotsch en koud gebaar, Blikken van vaste uitdaging, kalme haat en Wanhoop die met zichzelf glimlachend spot, Geprent als op een rol. Maar spreek, o spreek!

De schaduw van den witten dood, Die als een lijkkleed mij omsloot Van vaste vorst en slaap, week van mijn weg in 't eind; Door nieuw-geweven looverpaên Volzalige beminden gaan, Zoo machtge niet, maar even zachte zijn 't, Als zij wier schoonheid in uw diepre dalen schijnt.

Een machtge Geest, gelijk het duister, Stijgt op uit de aarde, en regent van den hemel, Als nacht en barst van binnen uit de lucht, Als een eclips, verzameld in de poriën Van 't zonlicht. En de heldere vizioenen Waarin de Geesten die er zongen, dreven En schenen, glimmen, bleeke meteoren Door vochtgen nacht. Mijn oor voelt iets als woorden. Een algemeen geluid als woorden. Luister!

'k Zie, ik zie De wijzen, zachten, eedlen en rechtvaardgen, Uw slaven haten hen, die zijn als gij Enklen verdreven uit huns harten huis, Een vroeg-gekozen, laat-bejammerd huis, Door vuile leugens: panters die geblinddoekt Een opgejaagde hinde dicht vervolgen; Enklen in giftige kelders saamgeketend Met lijken; enklen hoor 'k de menigt daar Niet lachen luid? omsloten door traag vuur; En machtge rijken drijven aan mijn voet, Gelijk eilanden door de zee ontworteld, Wier zonen zijn gekneed in één plas bloed, Bij rooden brandgloed van hun eigen huizen.

Ik weet andre dingen Belangrijker en dichter bij, Simone. BIANCA: Gij put 't geduld van onzen hoogen gast uit. Wat raakt ons Frankrijks koning? Evenveel Als uw koopluî uit England met hun wol. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . SIMONE: O staat het zóo? Is heel dees machtge wereld Verengd binnen de grenzen dezer kamer Met maar drie poovre zielen voor bewoners?

Spreek niet, daar 'k alles weet Wat gij woudt zeggen wil niet fluistren Breken mochten de tooverkluistren, Waardoor straks buig' de strenge van gedachte, Dien niets nog buigen deed: De diepste macht der Hel blijft hij verachten. Scheur het floers! Het is door. 't Bleek gesternt van Auroor Schijnt op smart zwaar te dragen. Bezwijmt gij erdoor, Machtge Titan? Wij lachen hoon-schaatrend in koor!

Verwondring houdt Apollo in den hemel, En 't licht dat dezen damp doorvloeit, niet anders Dan van de rozen die een bron aanstaren Doorzichtge tint het water vult, ontstroomt Uw machtge Zuster. Ja, ik voel 't Wat is er, Zuster? Gij zijt zoo bleek. *PANTHEA.* O hoe veranderd Zijt gij! 'k durf u niet aanzien, ik gevoel Maar zie u niet. Ternauwernood doorsta ik De straling van uw schoonheid.