United States or Tuvalu ? Vote for the TOP Country of the Week !


"De Isegrims!" antwoordde Burchard. Gedurende eene wijle tijds zag men niets dan vuisten wringen en zwaarden opsteken, hoorde men niets dan wraakkreten en knarsing der tanden. Maar Burchard verhief de stem en zeide: "Vrienden, gij hebt meer dan eens mij uwe hulp aangeboden; die hulp kom ik nu eischen, niet alleen van u, maar van al de Houtkerels die tot onze Gilde van Krekaarzele behooren.

"Kom, laat ons nu daarover niet twisten", hernam Dakerlia "Waren wij in de Ambachten geboren en opgevoed, wij zouden deze gewoonten noch vreemd noch laakbaar vinden." "Maar, Dakerlia, een kanunnik van Poperinghem zeide mij eens dat de Houtkerels, die in de bosschen wonen, den boozen geest aanbidden." "Deze kanunnik heeft men bedrogen.

Vraag mij niets meer, geen enkel woord; laat de Kerels binnen zes dagen vergaderen op de aangewezene plaats, en wacht op eene ontzettende tijding van mij. Ik hoop dat gij mij hebt begrepen? Uw handdruk is mij daarvan een bewijs. Welnu, laat mij vertrekken; ik wil over Beerst en Thonrout naar Aartryke. Daar moet ik zekere Houtkerels spreken. Morgennacht ben ik in Brugge.

"Weze God ons barmhartig, Robrecht, anders is deze gruweldaad de slavernij voor de Kerels en de marteldood voor uwe ooms!" "En waar is nu Burchard?" vroeg Robrecht. "Men heeft mij daareven geboodschapt dat hij met zijne woeste Houtkerels naar Straten is geloopen om Rambold Tancmar te gaan verrassen. Eilaas, hij heeft in de stad de beide zonen van den hofraadsheer vermoord!

"Ik heb er een staal van gehad dezen nacht; er zijn geene scheldwoorden die den trotsaard mij niet naar het hoofd wierp." "Dezen nacht?" vroeg Bertulf verwonderd. "Ik zal het u later uitleggen. Nu heb ik geenen tijd. Vaarwel, oom, tot onzen terugkeer." De proost ging naar de kapelle, waar hij Robrecht reeds werkzaam vond aan het doen herstellen van wat de woeste Houtkerels hadden ontschikt.

Velen weenden zichtbaar, en het klagen en jammeren der vrouwen klom, als een beschuldigend gebruis, tot op de gaanderij waar de Kerels zich bevonden. Tot alsdan was alles stil en vreedzaam toegegaan; maar nu werden er eensklaps door de Houtkerels der bovenste gaanderij eenige pijlen onder den dichten stoet geschoten, en drie of vier poorters vielen gewond neder.

"Gij zult gaan zien hoe mijne Houtkerels den overste gehoorzamen, die in naam van graaf Willem over hen gebied. Hier is de jachthoorn van den valschen Rambold Tancmaar; zij kennen dien klank." En dit zeggende, stapte hij, door de anderen gevolgd, uit de proostdij en deed op het plein eenige schelle tonen hergalmen.

Robrecht sloeg, van verontwaardiging sidderend, de hand aan zijn zwaard en, terwijl hij zich naar de deur richtte, morde hij, dat hij een einde aan de baldadigheid der Houtkerels zou stellen, al moest hij ook dien goddeloozen het hoofd klooven ... maar hij deinsde eensklaps terug, als hadde een onverwacht gezicht hem met verschriktheid geslagen.

Zij waren gereed om waarlijk den gruwelijken broederstrijd te beginnen. Ik sprong vooruit en sloot Burchard in mijne armen; Eggard Van IJzendijke wederhield Robrecht. Onderwijl bedreigden de Houtkerels de mannen van Ravenschoot en ik zag met doodelijken angst het oogenblik naderen, dat onze Kerels elkander onderling zouden hebben vermoord.

Burchard Knap vertoonde zich glimlachende in de deur. Hem hing een zilveren jachthoorn aan de zijde. "Wat komt kanunnik Ludgard hier van mijne Houtkerels vertellen oom?" vroeg hij den proost, die uit voorzorg zich tusschen Robrecht en Burchard had gesteld.