United States or Curaçao ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij lichtte den ring van de groote hofpoort en stapte tusschen wagens en karren door de schuur. Daarbinst overviel hem een groote, verdrietige moedeloosheid, de wederwerking van 't geruchte op 't dorp en de doodsche winterstilte hier alom.

Zij liepen terug naar de gaanderij en poogden, door het overspannen hunner gezichtskracht, te herkennen of de Kerel hun de waarheid had gezegd; doch nu de menigte zich verdrong om de Hof straat in te stroomen, was het hun onmogelijk iets te onderscheiden. Welhaast bereikte deze verwarde stoet de Hofpoort en trad op het middelplein van den burg.

"De zonen van Tancmar zijn onze grootste vijanden. Wij gaan ze verrassen. Zij moeten sterven!" Zij liepen in allerhaast over het middelplein en door de Hofpoort. Nu begon het klaar dag te worden. Ongetwijfeld had de schromelijke mare zich gedeeltelijk door de stad verspreid; want er was reeds volk op de straten, meest gemeene lieden en schalken.

Boven de Hofpoort en den muur van wederzijde had de kastelein Hacket een honderdtal Kerels gesteld, die daar met den boog geschouderd, tegen alle verrassing van buiten moesten waken.

Burchards ooms hadden hem gevolgd tot buiten de proostdij; zij stonden daar nu klagend en met de armen opgeheven, en riepen hem nog bij zijnen naam; maar hij hoorde hen niet en verdween uit hun gezicht onder de hofpoort.

Zooverre zelfs had men de voorzorg gedreven, dat men nevens de Hofpoort eenen stal had ingericht om er eenige melkgevende koeien te zetten. Alzoo Bertulf nu het oog gericht hield op een twintigtal arbeiders die met inspanning van krachten een zwaren balk van den grond poogden te heffen, naderde hem een kanunnik.

Zij zouden met twee of drie der lichtste ladders geheimelijk en zonder hunne nadering door het minste gerucht te verraden, naar den wal kruipen en den muur nevens de Hofpoort beklimmen. Waren daar, volgens hun vermoeden, de schildwachten afwezig of ingeslapen, dan zouden zij zich boven den muur stilhouden, totdat een zeker getal hunner gezellen hen kon vervoegen.

Mher Gervaas Van Praet zond eenen wapenbode naar den burg om den Kerels eene opschorsing der vijandelijkheden tot morgen bij zonsopgang te verzoeken, ten einde men de gekwetsten mocht opnemen en de dooden begraven. Deze vraag werd ingewilligd, en de Kerels staken boven de Hofpoort de witte vredevlag uit. Binnen den burg had men insgelijks een zeker getal dooden en gekwetsten.

Ze dachten alle twee aan Vinie dien ze verwachtten maar z'en zegden er niets van. 't Wordt weeral avond, en 't was schaars middag, neuzelde Ghielen. 't Is die sneeuwlucht ... en Doka keek overzijds langs heur schouder naar buiten maar eigenlijk naar de hofpoort over 't land of er iemand in de verte te zien was. Zou hij wel zeker komen, Ghielen? We kunnen nog wachten. En als hij niet komt?

Vijfhonderd vijftig, herzei Vinie, ze gaat morgen naar de markt, 'k heb daar een kooper. Voor min dan zeshonderd gaat ze uit den stal niet, besloot Ghielen. Wel, geluk ermeê, en de koopman vertrok. Aan de hofpoort keerde hij zich om en: Als ge beter gedachten krijgt, kom zeg het mij van den avond nog en 'k doe morgen uw beest meê.