United States or Latvia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Juicht vroolijk over Gods genâ, Halleluja, Hallelujazoo klonk het oude gezang, en iedereen aan boord van het schip gevoelde zich op zijn wijze opgeheven door het lied en het gebed, evenals de oude eik zich opgeheven gevoelde in zijn laatsten, schoonsten droom in den Kerstnacht.

De dag dringt in mij met dezelfde pijnen als die u folterden, zoo ik nog sta, ik noem 't geen kracht, ik noem het maar genâ, zou mij uw val dan zwakheid schijnen? Toen kwam er rust, de rustelooze wind suist eeuwig voort door 't glanzig helm der duinen, waar digtbij zee, aan Holland's groene tuinen, uw lijf zijn zonn'ge ligstee vind.

Dit: dit-alleen is straf, dit, lijden voor een' Vader! 'k Aanbid U, God! genâ voor d' eersten plichtversmader! Mijn oudren zondigden; ik trapte in dollen zin My-zelven, U ter spijt, het hart, de ribben in, Ik doodde, in Abels dood, my 't leven van het leven. ô! Zegen thands mijn kroost, en 'k zal, u dankbaar, sneven." Hier zeeg hij spraakloos neêr, in tranen als versmoord.

"Doe er je voordeel mee; dokter weet er óók van," fluisterde hij bijna onhoorbaar, en, geen twee minuten later galmden die beide mannen met monden als bakovens: "De Heer toch slaat der menschen wegen ga, En wendt alom het oog van zijn gena Op zulken, die, oprecht en rein van zeden, Met vasten gang het pad der deugd betreden; God kent hun weg die eeuwig zal bestaan, Maar 't heilloos spoor der boozen zal vergaan."

Mijn moeder! ach, die reine, teedre ziel, Wat is zij vroeg verreisd naar beter sfeer! Ik telde geen drie jaar, toen zij me ontviel. Al wat een mensch kan worden, werd uw kind: Een Godskind, een verloste van den Heer! Dat is genâ, dat deed de Alzegenaar, Maar ook op uw gebed! Niet waar? 't Is waar. 'k Heb dikwerf met onze ouders u herdacht. Is X. hier? Ja. Dat had ik niet verwacht.

De Noorman Godfried dringt vooruit. Daar ziet hij Jonkvrouw Adelheide. "Ik eisch de meesteres tot buit, Die zeker lang mijn komst verbeidde. Schenkt aan geen sterveling genâ! Voor mij de bruid, haha! haha!" Hij sleept haar ijlings met zich meê En spot met tranen en met klachten. De Jonkvrouw, overstelpt van wee, Beproeft vergeefs haar zwakke krachten.

Maar nu heft Bermuez zijn lans, en stoot met forsche hand; Door schild en harnas dringt de speer: Ferrando glijdt in 't zand, En kermend smeekt hij om genâ, het bloed stroomt uit zijn borst, En angstig op d'omwoelden grond ligt daar de laffe vorst! Toen trok Bermuez 't zwaard Tizon, te eindigen den strijd, Maar de Infant riep: »Ik erken, dat ge overwinnaar zijt

O wilt mijn klacht niet ongeduldig mijden: Hoort, hoe aan alle lijden Mijn ledig hart sleutel en toevlucht bood. Niet naar gering verdienst mij te onderscheiden, Maar uit genâ bereidde Amor me een leven, zoet als geen genoot; En dikwijls hoorde ik heimlijk mij benijden: Wat deugd kon zulk verblijden Schenken een hart dat vreugde vroeger vlood!

Gij, die de blindheid kiest, en mij beklaagt om 't rustloos zoeken naar wat wein'gen deelen, om 't trots verwerpen van 't geluk der veelen, uw noodlot wordt ook geen moment verdaagd. Ik zag d'onwrikbaarheid dier hooge Machten, wier Heerlijkheid gena kent noch verzachten.

Toen noodigde hij de gemeente andermaal tot een gezang; en nu werd er uit den Eersten Psalm aangeheven: De Heer toch slaat der menschen wegen ga, En wendt alom het oog van zijn gena Op zulken, die, oprecht en rein van zeden, Met vasten gang het pad der deugd betreden; God kent hun weg, die eeuwig zal bestaan; Maar 't heilloos spoor der boozen zal vergaan.