United States or French Southern Territories ? Vote for the TOP Country of the Week !


De zonen der ridders werden gewoonlijk tot hun zevende jaar aan de zorg hunner moeders toevertrouwd; vervolgens moesten ze tot hun 14de jaar als #edelknaap# of #page# de vrouw van een vreemden ridder dienen en ontvingen dan onderwijs in muziek en dichtkunst, in loopen, zwemmen, rijden, schieten en in den wapenhandel.

Toen de ridderen langs den akker kwamen, kwam al het leed en heimwee, dat hij zijn leven lang had gekend, in zijn hart, en angstig zag hij naar den edelen vorst, die hem voorbijreed, met alle zijn heeren. Toch wist hij niet, wie het waren, en hij vroeg het daarom een edelknaap, den laatsten van den stoet. "Zeg me wie de heeren zijn die ik daar zie."

Op dit oogenblik trad een edelknaap in de zaal en berichtte, dat verscheidene partijen buiten stonden, om de gerechtigheid van den heer stadhouder in te roepen en zijne beslissing over verschillende twistvragen te hooren. Zuchtend bleef Sancho zitten en liet de menschen komen, welker verhalen hij met het grootste geduld aanhoorde.

Vierde naamval! De kundige dichter... Kyk dan toch in 't boek, Wouter, en luister goed, riep de moeder. Zieje 't nu? 't Is 'n afsnydingsteeken, riep Pennewip. En waarom? Wat doet de Edelknaap? Hy schiet tusschen-beiden. Zie je 't nu eindelyk, Wouter? 't Kind staarde op het boek, en werd bleek van verdriet, en begon te beven.

Och, het was dan wáár, wat men altyd zeide, dat er van hem nooit iets zou te-recht komen! Hy voelde zich wanhopig. De Edelknaap schiet tusschen-beiden... waarmee? Waarmee, juffrouw? Juist! Waarmee... waarmee... komaan, Wouter, zeg jy nu eens, waarmee die... hoe heet-i ook? De Edelknaap. De vraag is, gelyk ik u reeds zeide, waarmee schiet hy tusschen-beiden? Waarmee? waarmee? Alles zweeg.

LUCETTA. Nu dan, in welk gewaad wilt gij de reis doen? 39 JULIA. Niet als een meisje, want ik wil voorkomen, Dat mij oneerb're mannen ruw bejeeg'nen. Bezorg mij dus, melieve, een net gewaad, Geheel zooals een edelknaap het draagt. LUCETTA. Dan, jonkvrouw, moet ge uw haar terdege korten.

OBERON. Breng gij dan hulp; het ligt aan u; waarom Weerstreeft Titania haar Oberon? Ik vraag alleen een kind, dat gij bezit, Mij tot een edelknaap. TITANIA. Vermoei u niet, Heel 't elfenland koopt dat kind mij niet af.

Twee dagen later reed een ridder het woud uit en hem ter zijde een jeugdige edelknaap. Het was Gawein en het was Alliene. Zij hadden den vader ter aarde besteld en de paap was de mis komen lezen. De huisman en zijn vrouw hadden voor spijs gezorgd en drank en Gawein had hun de paarden van Morgret en Didoneel geschonken tot delging van schuld, die Alliene's vader aan hen liet na beschreven.

Zij reden tot waar de ridder stond, en Arthur groette hem als een vriend, terwijl hij hem den beker deed reiken. De ridderen aten en dronken, het was nacht, doch de maan scheen klaar en schoon. Zij rustten dezen nacht op die plaats, en vroeg maakte men zich den volgenden dag weder op. Een edelknaap legde het witte, doode hert over een paard.

Ja, ja, meester, o ja! Zie je 't nu eindelyk, Wouter? Met tranen in de oogen bleef 't kind verklaren dat-i niets van de zaak gewaar werd. Het gebluf van de anderen op snel begrip, had hem in den waan gebracht dat er in dat boekjen iets van die uitgetogen of opgeheven moordtuigen te zien was, iets tragisch, iets heldhaftigs, of iets van dien edelknaap althans.