United States or Burkina Faso ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een enkele der talryke geslachtsnamen Kat en Cat, en, in den tweeden naamval als patronymikon, Kats, Cats en Catz, zal zeker wel van dezen ouden mansvóórnaam afstammen. Zekerlik is dit het geval met de friesche patronymikale geslachtsnamen Katsma en Katma, en met menigen plaatsnaam. Waarschijnlik behoort het patronymikon Cæding, dat by de Angel-Saksen voorkwam, ook wel tot dezen mansnaam.

Jansone en Janssone, van Jan, zijn duidelik genoeg. Liefsoons en Lievesoons stammen van den mansvóórnaam Lieven, Lieve, Liwijn, Liefwin. Deze twee laatste geslachtsnamen zijn nog byzonder, wijl ze nog eens, ten tweeden male dus, door de achtergevoegde s, in den tweeden naamval geplaatst zijn. Letterlik beteekenen deze namen dus: zoon van den zoon van Lieven.

De oorsprong van den afwykenden form dezer vadersnamen is te zoeken in de gewoonte, welke sommige nederlandsche schryvers in vorige eeuen hadden, om den tweeden naamval van mansvóórnamen aldus te spellen. Eene gewoonte die in taalkundig opzicht wel verkeerd was, maar waar de eigenaardige uitspraak der volkstaal in sommige landstreken aanleiding toe gaf gelijk zulks ook nog heden het geval is.

De Vlamingen en Brabanders zetten van ouds allerlei reeds bestaande toenamen en geslachtsnamen in den tweeden naamval. Zy maakten er patronymika van voor de zoons van de mannen, die reeds zulke toenamen droegen.

Zulke namen konden dan ook slechts dáár ontstaan, waar de geest der taal zoo weinig gekend werd, zoo weinig gevoeld, dat men niet eens meer den reeds bestaanden tweeden naamval in de patronymikale namen erkende, dat men die naamsformen niet meer verstond.

En had een vader reeds eenen vasten toenaam of geslachtsnaam, waar by hy, te recht, ook steeds genoemd werd, dan nog ging die naam wel, niet rechtstreeks en op zich zelven, zoo als de regel was en nog steeds is, op den zoon over, maar middellik, door er weêr een schijnbaar patronymikon van te maken, door dien naam in den tweeden naamval te plaatsen.

Precies, betuigde Stoffel. ...en regeert alzoo let wel op! den vierden naamval. Die komma of die apostrofe is, gelyk ik u reeds zeide, of... deed opmerken, een afsnydingsteeken. Wat dèn opgehevenèn dolk aangaat... besef wel, juffrouw, dat ik op dezen oogenblik my niet bezig houde met het vervaardigen van... poëzie, en dus geene aanleiding vinde iets aftesnyden. Ge begrypt dit immers wel?

In Friesland komen eenige geslachtsnamen voor, die ware tegenhangers zijn van de namen die uit het voorzetsel van en eenen plaatsnaam zijn samengesteld. Het zijn als 't ware vertalingen van zulke namen in het Oud-Friesch. In het Oud-Friesch namelik wordt eenig zelfstandig naamwoord door achtervoeging van de letter a in den tweeden naamval geplaatst. Zie § 44.

Zy staan meestendeels niet in den tweeden naamval, en zijn dus ook geene echte patronymika. Toch zijn zy ten naasten aan de vadersnamen verwant, en staan in de plaats daarvan.

Zie hierover onder anderen Friesch Jierb. 1833. Oersicht § 4. Op Bladz. 66, 281 tot 372, komt meermalen in den 2den en 3den naamval voor: Karel den Groote; ook Lodewijk den Vrome, Godvruchtige, Jongere, Karel den Dikke, den Kale; men voege achter 't bijv. naamwoord eene n.