United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dan bleef wel het patronymikon van den naam des eersten vaders afgeleid, als toenaam in gebruik voor al de kleinkinderen en afstammelingen van dien ouden man, ofschoon dat zelfde patronymikon oorspronkelik en eigenlik slechts den eigenen zonen van dien stamvader toekwam.

En al waren ook die oude aanzienlike geslachten van edellieden en eigenerfde boeren nog niet uitgestorven, ofschoon ze dan die stam-staten en stam-saten niet meer in eigendom bezaten, dan kwam het toch wel voor dat de opvolgende eigenaar daar van, of ook maar de tydelike bewoner, zich dat oude patronymikon, dat aan zyne boereplaats verbonden gebleven was, als geslachtsnaam toeeigende.

Of zoo zy dezen niet hadden, dan kwam daar een eenvoudig patronymikon voor in de plaats; b. v. Heinrik Allaertssoen. De burgers van Brugge en Gent hadden in de 14de en 15de eeu reeds voor verre weg het grootste gedeelte vaste geslachtsnamen.

Hier is het voldoende op te merken, gelijk ook reeds hier voren geschied is, dat ing achter eenen mansvóórnaam gevoegd, dien naam tot een patronymikon maakt, welke als toenaam gebruikt wordt. En dat dit ing dan beteekent: zoon of nakomeling van den persoon, achter wiens eigennaam het geplaatst werd; b. v.

In den jare 1800 woonde er een man te Stramprode in Limburg, die den voornaam Vliet droeg; hy heette Vliet Kluizenaar . Förstemann vermeldt eenen oud-germaanschen mansnaam Flidulf; en in dezen samengestelden naam is de enkelvoudige naamstam Flid, Vliet, waarvan het patronymikon Vlietinck, begrepen.

Het is echter ook mogelik dat de geslachtsnaam Kortjanse een patronymikon zy van Kort-Jan, als een bynaam, in den zin van »den korten Jan." De maagschapsnamen Janclaes en Pieterhans eischen geene nadere verklaring. Perclaes is: Peter-Klaas; Per, Peer, Peerken is in de brabantsche gouen de volkseigene vleiform van Petrus.

Zoo kan de hedendaagsche plaatsnaam Harlingen, die zonder eenigen twyfel oorspronkelik een patronymikon is, ontstaan zijn; en zoo is, ongetwijfeld, menige, menige plaatsnaam in alle germaansche landen, ontstaan. Want zulke plaatsnamen, eenvoudige zoowel als in samenstellingen, zijn ongemeen talrijk, overal waar maar ooit Germanen gewoond hebben, of nog wonen.

Dat de geslachtsnaam Vitringa het patronymikon is van eenen mansvóórnaam die niet slechts tot onkenbaarheid toe versleten en ingekrompen, maar die tevens verkeerd gespeld is, blijkt uit de letter v, waarmede deze naam begint. Die v is, als beginletter van eenig woord, in de friesche taal volkomen onbekend. De Friesen kunnen die letter op die plaats in het geheel niet uitspreken.

De geslachtsnamen Boer, De Boer, Den Boer zijn uit der mate talrijk, voornamelik in de noordelike gewesten, en in de friesche gouen wel het meest. Boering kan een patronymikon zijn van de soort die in § 31 is vermeld. Echter kan in deze laatstgenoemde friesche namen ook de oude mansvóórnaam Boere, Bure, Bore schuilen; zie bl. 79 en 187.

Deze mansnamen vertoonen echter niet hunnen vollen, oorspronkeliken form. Dit wordt duidelik aangetoond en bewezen in De Navorscher, dl. XXVII, bl. 411, 412, 413. De mansvóórnaam Haring is eigenlik het patronymikon van den oud-germaanschen, nu nog in Friesland in volle gebruik zijnden mansnaam Haro, Here.