United States or Comoros ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het is ongelooflijk. Ik zal een nanking-broek moeten koopen. 15 April. Lieve Hemel, zonder u, mijnheer Benoît zou ik er nooit aan gedacht hebben. Wat een dank ben ik u verschuldigd!" "U bent me ook honderd twee-en-zestig francs schuldig," viel mijnheer Benoît hem in de rede. "En het wordt tijd, dat wij die kleine rekening eens in orde maken!"

"O, o!" zuchtte Rodolphe, terwijl hij met de anderen de zaal verliet: "het noodlot heeft mijn bord soep omgegooid!" Droefgeestig gestemd ging hij weer op weg naar zijn kamer, waar hij om elf uur aankwam. Mijnheer Benoît wachtte hem op. "O, bent u het?" zeide de huiseigenaar. "Hebt u gedacht aan wat ik u van ochtend gezegd heb? Brengt u geld mede?"

Mademoiselle Mimi liep regelrecht naar mijnheer Benoît, die in een hoek van de kamer stond te wachten, en zeide tegen hem, terwijl zij op Rodolphe wees: "Mijnheer, mijnheer hier is degene, dien ik vanavond verwachtte .... Ik ben voor niemand verder thuis." "Zoo," zeide mijnheer Benoît met den lach van een boer, die kiespijn heeft. "Het is goed!"

De bewoners hadden op zijn komst gerekend en zelfs de straten en huizen reeds met vlaggen en bloemen versierd. Was het zijn plicht niet geweest, nu hij toch in de buurt was, de stad te bezoeken, die zich zoo moedig verdedigd had? Jeanne ontmoet haar »gentil dauphin« te St. Benoit sur Loire.

Terwijl hij de trap afging, kwam hij mijnheer Benoît tegen, die bij zijn andere huurders nieuwe échecs geleden had, wat zijn ledige geldzak, in deze omstandigheden een luxevoorwerp, duidelijk aantoonde. "Wanneer iemand naar me vraagt, moet u maar zeggen, dat ik buiten ben ... in de Alpen of zoo ...." zeide Rodolphe. "Of nog beter, dat ik hier niet meer woon."

"Duivels!" dacht Rodolphe; "dat is de directeur van het Théâtre-Français niet .... die zou een witte das dragen .... en zijn geldzak zou gevuld zijn!" "Morgen, mijnheer Rodolphe," zeide mijnheer Benoît, op het bed toetredend. "Mijnheer Benoît .... bonjour! Wat verschaft mij de eer van uw bezoek?" "Ach, ik wilde u komen zeggen, dat het vandaag 15 April is!" "Nu al? Wat gaat de tijd toch gauw!

De vrouwen zijn voor hem toch maar het zwakke frivole geslacht, waar men niet te veel van verwachten mag: in 't algemeen kan men zeggen dat uit de manier waarop hij »de zoete zonde" beschouwt, die hele lichtzinnige weekhartigheid blijkt die de ganse ridderromantiek kenmerkt, en nergens ziet men duideliker dan hier, hoezeer Benoît al het geestelike afgelegd heeft en zich in de armen van »Frau Welt" heeft geworpen.

"Ik moet het vannacht krijgen en zal het u dan morgenochtend geven," antwoordde Rodolphe, terwijl hij in het hokje naar zijn sleutel en zijn kandelaar zocht. Hij vond geen van beide. "Mijnheer Rodolphe," zeide mijnheer Benoît, "het spijt me erg, maar ik heb uw kamer verhuurd; en een andere heb ik niet disponibel, u moet ergens anders een onderkomen zien te vinden."

"Helaas!" dacht hij, "wanneer de Wandelende Jood ze gedragen had, zouden ze in geen deerniswaardiger toestand kunnen zijn. En toch zijn ze door het naloopen van Marie zoo versleten .... Ga verder, mijnheer Benoît." "Ik zeide dus zestig francs," herhaalde deze. "Verder geleend zeven-en-twintig francs." "Wacht even, mijnheer Benoît.

Inmiddels zou ik, wanneer de huisheer en de laarzenmaker al te veel op betaling aandringen, den vriend vragen hen tot rede te brengen. Het is merkwaardig, mijnheer Benoît, maar telkens als ik aan uw drievoudige qualiteit van huisheer, laarzenmaker en vriend denk, voel ik de neiging in mij opkomen aan de Drieëenheid te gelooven."