United States or Jersey ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij zeiden reeds vroeger, dat de miocene formatie in drie lagen kan worden verdeeld: de onderste of langhische is eene zoetwatervorming en is ontstaan vóór den inval der molassezee. De middelste of Helvetische laag omvat de zeevorming van het schelpzand van Touraine en de Zwitsersche molasse.

Na die afwisseling van zoetwater- en zeevorming, die het einde aanwijst der grofkalk, heeft de terugkeer van de zee in het bekken van Parijs weer het aanzijn geschonken aan een zandbezinksel, welks fauna weinig met die der grofkalk verschilt. Met een aantal soorten aan de beide lagen eigen, vindt men nog eene geheel aan de laatste laag eigen soort van nummuliet. Bovenste grofkalk van St.-Ouen.

Die drie lagen vindt men regelmatig op elkander in Wurtemberg, Beieren, Lotharingen en elders; doch die verdeeling, die berust op het bestaan eener zeevorming tusschen twee zoetwatervormingen, geldt o. a. niet voor Engeland, de Alpenstreken, het Himalayagebergte en Californië.

Het bovenste grofkalk verliest weder het karakter eener zeevorming, aan de vorige lagen eigen, en wijst op eene kustformatie. Het bevat aan de benedenoppervlakte een zoetwatervlak besloten tusschen twee zeebanken, die ieder gekenmerkt zijn door den overvloed van cerithiden, die daar voorkomen met buikpootige brakwater-weekdieren. Men vindt daar ook den lophiodon.

Een bewijs hiervoor is, dat men, indien men in Frankrijk tot de centrale bergvlakte nadert, vindt, dat de schelpkalk, eene zeevorming, zich niet tot die streek uitstrekt, en dat de mergel dadelijk op de bonte-zandsteen ligt.

Op het einde dier periode vindt men er, die de grootte hebben van een wagenrad. Ook de armpootigen komen evenals de koppootigen in verschillende soorten voor. Al die schelpen vindt men thans in de tweede laag der triasformatie, de schelpkalk, eene zeevorming.

Dat schelpzand is eene zeevorming, bestaande uit gebroken schelpen, poliepen, mosdieren, vermengd met meer of minder grof kiezelhoudend zand. Dezelfde bezinksels heeft de zee toen achtergelaten in de golf van Aquitanië, bij Bordeaux en in de Rhônevallei. In Provence en Dauphiné heeft zij kalksteen afgezet.

Die zeevorming, die aantoont, dat in de eerste eeuwen der eocene periode, de zee eenen nieuwen inval gedaan heeft, wordt meer naar het zuiden aangewezen door eenen band van ronde strandkeien, die thans door kiezel aan elkander verbonden zijn en nog steeds de grens aanwijzen van den inval der zee.

Dat glaukonietzand wijst op het begin der zeevorming, die zich zal uitstrekken over het zuidoosten van Ile-de France. Daarboven vindt men eene grove kalksteen, met vele schelpen, en een ontzaglijk aantal nummulieten; daarin komen groote tweekleppige weekdieren, zeeëgels en eene cerithidensoort voor, die voor die laag kenschetsend is.

Slechts weinige overblijfselen van die afzetsels zijn tot ons gekomen; zij onderscheiden zich alle door hunne roode kleur. De geheele strook, bestaande uit horizontale of weinig hellende lagen, is 150 meters dik. De triasformatie in de Ardennen was dus geene zeevorming; ditzelfde geldt voor het geheele noordelijke deel van Frankrijk.