United States or Palau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij omvatten dorpen, steden, Lustwaranden, groot en schoon, Landbouwrijkdom stemt de zeden Op een gullen, lossen toon. Boeren, die geen reuzen wijken, Met boerinnen, rond en frisch, Toonen, hoe uit Zeeuwsche slijken Kracht en vuur te trekken is.

Az de schippers sijllen, schôftjen se neat. Hoe meer wij nu de zee naderen, westwaarts, in de richting van onze Hollandsche en Zeeuwsche laaglanden, waar het Friesch element zoo duidelijk valt waar te nemen, hoe meer de taal het afgepaste en stugge karakter verliest, hoe soepeler en smijdiger zij wordt in klank en uitdrukking.

Want, vooral bij de vrouwen is de indruk, die zij in hun costuum maken, toch nog maar altijd de hoofdzaak. En die ijdelheidsfactor komt de nationale dracht ten goede. Vooral de mooiste, natuurlijkste en meest rationeele drachten, zooals de Friesche en de Zeeuwsche.

Die vreemdelingen, "poepen" genoemd, ziet men niet gaarne; als uitlanders deelen zij niet in de lasten en staan zij in geen nauwe betrekking tot hun pachters, zoodat het hun eenige doel is, van de "Zeeuwsche renten" te profiteeren. Wij zetten thans ons tochtje voort naar het eiland Walcheren.

Vandaar met eene u gudsen, gutsen, geweldig vloeien, Vlaamsch gusselen, fundere. Deze vorm heeft ook het Zeeuwsche guus in den zin van kroost aangenomen; de guus is zoowel het kind als de kinderen. Gieten wordt hier dus toegepast zoowel op het kroost van menschen als van vogelen en visschen, evenals kind bij de Scandinaviers zoowel een dier als een kind, dus ieder schepsel beteekent.

Niets merkwaardiger dan een marktdag op Donderdag in Middelburg, voor het mooie Stadhuis of op de schilderachtige Botermarkt, waar men een gekrioel van de meest verscheidene Zeeuwsche drachten waar kan nemen.

Ook hier heeft de Dordtsche synode uniformiteit gebracht. Ten grondslag legden zij den tekst der Zeeuwsche kerk van 1611, terwijl eene uitgave, bezorgd door de Zuidhollandsche van 1737, zeer gebruikelijk is geworden.

Op staatkundig gebied vervulde genoemde Philibert van Tuyl een belangrijke rol; W. te Water rekent hem onder "de Zeeuwen, door geleerdheid lofwaardig" en prijst zijn "weergalooze wetenschap in de kennis van vaderlandsche en Zeeuwsche zaken".

Uit alles blijkt, dat de landman hier in den regel ruimer met aardsche goederen gezegend is dan de Walcherensche boer, en dat men, bij allen eenvoud des gemoeds, toch gaarne zijn rijkdom laat uitkomen door een soliede weelde. De beuk en het doekje, die wij vroeger bij het Land-van-Goes als eigenaardig voor de Zeeuwsche kleeding beschreven, vindt men ook hier terug, maar prachtiger.

"Het laatste voorbeeld van dezen aard," zegt Schlegel, "had den 9den April 1825 in de Zeeuwsche stroomen bij St. Annaland plaats, waar er tegelijk 35 stuks gedood werden, van welke het grootste een lengte van 20 voet had. Verscheidene van deze voorwerpen werden toen voor het Rijks-Museum van Natuurlijke Historie aangekocht, waar zij zich nog bevinden."