Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juli 2025
Boven en onder het oog staat een kleine, witte, vóór het oog een zwartachtig bruine vlek; beide soorten van vlekken kunnen echter ook wel ontbreken. De kop is grijs, de staartspits donker. Tusschen het mannetje en het wijfje bestaat geen verschil in kleur; de jongen echter zijn geheel anders.
De hals is buitengewoon kort en weinig beweeglijk, de staart daarentegen zeer lang, meestal langer, soms veel langer dan de romp: het voorste gedeelte is rond, overal gelijkmatig kort behaard, de staartspits echter meestal met twee rijen van langere borstelharen bezet, waardoor de staart eenige overeenkomst met een pijl verkrijgt.
Het sterkste en wildste lid van dit ondergeslacht is de Kaapsche Buffel (Bos caffer); door zijne eigenaardige hoornen onderscheidt hij zich in 't oog vallend van zijne verwanten. Hij is gedrongener gebouwd dan de andere Buffels; de kop is betrekkelijk klein, de hals tamelijk dik, de romp in de schoft weinig verhoogd; de staart is lang en dun, aan de onderste helft met lange haren begroeid, die te zamen een dikken, goed gevulden kwast vormen. De hoornen zijn bij den wortel zij- en achterwaarts, daarna boven- en achterwaarts, met de spitsen weder duidelijk naar binnen gebogen. Bij oude stieren zijn zij aan den wortel buitengewoon verbreed, afgeplat, met dikke rimpels bedekt en over het geheele voorhoofd uitgebreid, zoodat alleen in 't midden een smalle strook vrij blijft. Met uitzondering van het oor en van de staartspits is de beharing buitengewoon dun, zoodat enkele plaatsen bijna naakt schijnen en men eigenlijk alleen aan den kop en de pooten van een haarkleed spreken kan. De kleur van het dier wordt dan ook niet zoo zeer veroorzaakt door het zwarte, aan de spits een weinig lichter gekleurde haar, als wel door de donker bruinachtig grijze huid. De schouderhoogte van den Kaapschen Buffel wisselt al naar het geslacht en de grootte van het dier van 1.5 tot 1.8 M. af. De hoornen, die bij het wijfje slechts ongeveer half zoo breed en zwaar zijn als bij het mannetje, en dus een half zoo smalle strook van het voorhoofd bedekken, kunnen bij beide geslachten een spanwijdte van hoogstens 1
De staartspits bereikt nagenoeg het hielgewricht; de staart wordt hoog naar boven gericht en sterk naar binnen gebogen, zelden recht uitgestrekt gedragen. Het haar is kort en grof, maar glad en nog al verschillend van kleur, aan de bovenzijde gewoonlijk zwart of bruin, van onderen roestrood, niet zelden ook eenkleurig bruin of geelachtig, soms zelfs grijs of gevlekt.
De zwarte ronde oogen, de roodbruine neus en de zwarte staartspits staken sterk af bij de sneeuwwitte vacht, die slechts aan den wortel en aan de binnenste helft van den staart een fraaie, zwavelgele tint vertoonde. Het was een allerliefst, uiterst beweeglijk diertje.
De behaarde, middelmatige lange staart bevat 13 wervels; buiten de vetmassa, die zich rondom de bovenste staarthelft afgezet heeft, steekt de niet verdikte staartspits uit. Het meest loopt dit verschijnsel in 't oog bij een in Syrië levend slag, waar de zeer lange, breede en met een wollige vacht bekleede staart een omhoog gekromde spits heeft en een gewicht van 15 KG. kan bereiken.
Aan den neus begint een smalle, witte streep, die tusschen de oogen doorloopt, zich op het voorhoofd tot een ruitvormige vlek verbreedt, zich op den hals nog sterker uitbreidt en eindelijk in een band overgaat, die zich tusschen de schouders in twee breede strepen verdeelt, welke tot aan de staartspits reiken en zich daar weder vereenigen.
De ooren, de staartspits en de voeten zijn zwart. Van de Viverren met niet terugtrekbare klauwen moeten in de eerste plaats genoemd worden de Mangoesten of Ichneumons, die sedert overouden tijd beroemd zijn. Het gebit bestaat uit 40 voor 't meerendeel krachtige tanden. Reeds Herodotus verhaalt, dat de Ichneumons in iedere stad op heilige plaatsen gebalsemd en begraven werden.
Het dicht en lang behaarde vel is, met uitzondering van het achterhoofd en den nek, effen donkerbruin van kleur. Een witte of geelachtig witte streep loopt langs den rug tot aan de staartspits. De onderzijde van het lichaam is lichter gekleurd dan de bovenzijde. De vacht bestaat uit zijdeachtig zachte wolharen en grof bovenhaar, dat aan de zijden en op den nek een soort van manen vormt.
De kleur van de geheele bovenzijde gelijkt volkomen op die van het woestijnzand, de onderzijde is wit, boven het oog bevindt zich een witte vlek, daarvóór echter een donkere streep. De zeer lange pluimstaart is bijna geheel okerkleurig, de staartspits en een vlek aan den staartwortel zijn zwart.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek