United States or Hong Kong ? Vote for the TOP Country of the Week !


Planten, zoowel als dieren, zijn gevoelig; het protoplasma is gevoelig, en dit is juist het groote verschil tusschen die stof en de anorganische stoffen, die het meest er op gelijken. De moneren, die nog thans het zoute water bewonen, bestaan alleen uit eene klont protoplasma. Het zijn de eenvoudigste wezens, die wij kennen.

De veerkracht van het levende protoplasma, zijne uitzetting en samentrekking onder den invloed der warmte, zijn voldoende om rekenschap te geven van de wijze van beweging.

Wij hebben haar zien ontstaan, nederig, zwak, onbewust in het protoplasma. Wij hebben haar langzaam zien toenemen, zich bevestigen en heerschen bij de ontwikkeling van het dierenrijk. Wij zien haar op haar toppunt bij den mensch. De menschelijke gedachte is het eindresultaat van alle natuurkrachten, omdat zij die alle in zich heeft opgenomen. Het wezen der kracht is ons onbekend.

De levenskracht der planeet is niet uitgeput, het zoude dus mogelijk zijn, dat nog steeds het protoplasma het aanzijn schenkt aan de organismen der azoïsche periode. Wij zagen in het begin van dit hoofdstuk, dat de Juraformatie over een groot gedeelte van Frankrijk bloot ligt.

Te dien einde groeiden door het gebruik uit de min of meer protoplasma massa's de drijvende cellen, de vroege amorphe levensvormen, het onderscheid in de geslachten, de trapsgewijze ontwikkeling van mannelijke en vrouwelijke organen en functiën in twee verschillende lichamen. Door het gebruik ontwikkeld en toegenomen, nam ook bij de evolutie der diersoorten het onderscheid in geslacht toe.

Doch in 1875 werden dezelfde waarnemingen herhaald door den Duitschen natuuronderzoeker Bossels bij eene Noordpool-expeditie, op eene diepte van 92 vademen. De toen gevonden stof was werkelijk protoplasma, waarin toevallig enkele kalklichaampjes voorkwamen. De moneren zijn niet anders dan protoplasma.

Evenals de electriciteit te voorschijn treedt uit eene daartoe geschikt gemaakte batterij, zoo is ook de levenskracht voortgekomen uit de groote werkplaats der natuur. Het protoplasma ondervindt op zijne beurt den invloed, waardoor het zich langzamerhand boven zijnen nederigen oorsprong verheft.

Is het omhulsel van eiwitachtigen aard, dan is het wezen, dat dit omhulsel voortbracht, van dierlijken aard; is het daarentegen celstof, dan nadert het wezen tot het plantenrijk. De eiwitstoffen zijn meer of min buigzaam, de celstof is dit niet; hieruit volgt, dat in het eerste geval de bewegingen van het protoplasma zich naar buiten kunnen openbaren; in het tweede geval daarentegen niet.

Die goddelijke drang, reeds eigen aan het atoom, aan het laagste wezen, de cel en het protoplasma, dat deel van het goddelijke, dat de zichtbare natuur, het uitvloeisel der onzichtbare kracht in zich bevat; die drang naar het oneindige, is de oorzaak der voortdurende volmaking der wezens, de geleidelijke verandering der soorten en van den regelmatigen vooruitgang van de eerste dagen van het organische leven tot op onzen tijd.

Toch zoude geen enkele onzer lezers voldaan zijn, indien wij dit hoofdstuk over de ontwikkeling en den vooruitgang van het leven, dat ons stap voor stap van het protoplasma tot den mensch voerde, hiermede eindigden.