United States or Anguilla ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dáár, op die kade, dicht bij het tragische schip, had haar huisje gestaan. Dáár waren haar man en haar zoontje met geweld vandaan gehaald, om gefusilleerd te worden. Dááruit was ze met Paulientje gevlucht, zinneloos van schrik en gruwel, tot ze, na dagen en dagen zwerven en smeeken en zoeken naar wie ze niet meer vinden zou, in wanhoop vóór haar brandend huisje neerzakte.

Maar zij had niets meer; zij had niets meer dan haar eigen droevig leven en het leven van Paulientje; en die beide levens moesten verder leven, omdat zij nog niet dood waren; en zoo ging zij dof en machinaal, met een valiesje aan de hand, tusschen de brandende huizen, tusschen de neerstortende puinen, midden in de vlucht van nog veel andere bewoners, midden in 't geloei, en geschreeuw, en geraas van iets, dat was als een demonische verwoesting.

Laura nam zijn hand en nam de hand van Paultje en nam de hand van Paulientje en hield hen alle drie krampachtig vastgekneld, als om hen nooit meer los te laten. Wat gaf het nu, dat hun huis en hun stad was verbrand, nu ze 't voor eeuwig verloren gewaande geluk van haar gansche leven had teruggevonden!

Zij sprak geen woord meer, maar drong bevend, met groote, zwarte oogen, in den versten hoek der kamer terug. Beschermend hield zij haar beide sidderende handen op de schrale schoudertjes van het schreiend Paulientje. Daar kwamen vlugge schreden de trappen opgerend. De deur vloog open en hij stond vóór haar, als een verschijning uit een andere wereld, met zijn zoontje naast zich.

Paulientje schreide nog, maar zij, Laura, kón niet meer schreien: zij was sinds dagen uitgeschreid. 't Was dof, en moe, en stil in haar. Was ze nu thuis geweest, of had ze nog een onderdak gevonden, dan zou ze waarschijnlijk op een stoel of bed ineengezakt en in een diepen slaap van uitputting verzonken zijn.

Was het door al die troepen, die duizenden en duizenden, met paarden en kanonnen, welke den ganschen dag en tot laat in den avond, de stad hadden doortrokken? Misschien wel. Zij luisterde even naar 't zachte ademhalen van Paulientje in haar ledikant, keerde zich met een zucht op de linkerzij om en sloot weer haar oogen. Zoo lag zij een kort poosje, roerloos.

Zij sprong eensklaps op, uit haar bed, en, terwijl ze daar een paar seconden onbewegelijk stond, hoorde ze 't weer, maar nu geen droom, geen hersenschim, geen zinsverbijstering: zij hoorde duidelijk het gefloten deuntje, daarbuiten, in de stille straat, onder haar ramen, zijn deuntje, het oude, welbekende jachthorendeuntje, waarmee hij destijds elken avond zijn terugkeer aankondigde. Paulientje!

Paulientje! Paulientje! gilde zij, als waanzinnig. Het kind schrikte wakker en Laura's schoonzuster, die in de kamer daarnaast sliep, rukte de binnendeur open en kwam in verwildering binnengehold. Daar klonk opnieuw het deuntje, heel helder, heel duidelijk, als een opwekkende zang van troost en liefde. 't Is Paul! riep de schoonzuster, naar het raam toesnellend.

Zij beschermde slechts instinktmatig haar gezicht en het hoofd van het huilend Paulientje tegen het brandende stof en de zengende hitte, en toen zij eindelijk buiten die afgrijselijke hel waren geraakt, voelde zij geen de minste opbeuring, noch verlichting: zij ademde alleen wat vrijer, omdat het niet meer stikkend en benauwd was om haar heen en omdat zij haar vermoeiden arm van Paulientje los kon laten.