Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 31 mei 2025
De weinige waarnemingen, welke ik doen kon, bepaalden zich bijna uitsluitend tot de ongewervelde dieren. Het bestaan eener afdeeling van het geslacht Planaria, die het droge land bewoont, boezemde mij veel belang in. Deze dieren hebben zulk een eenvoudigen bouw, dat Cuvier hen onder de ingewandswormen heeft gerangschikt, ofschoon zij nooit in de lichamen van andere dieren gevonden zijn.
Het schijnt, dat deze van alle ongewervelde dieren het dichtst aan de gewervelde dieren grenzen, en hunne stamvaders zijn. Nog altijd zijn het de trilharen, die het water, dat de voedingsstoffen bevat, naar den mond voeren. Hunne gedaante en afmetingen bieden de grootste verscheidenheid aan.
Belast met het onderwijs in de door mij dusgenoemde "ongewervelde dieren" in het Museum voor Natuurlijke Historie gaven mij de onderzoekingen aangaande deze talrijke dieren, het verzamelen van de hen betreffende waarnemingen en feiten, en eindelijk het inzicht, te danken aan hunne vergelijkende anatomie mij weldra een zeer hoog denkbeeld van de belangstelling, welke die studie verdient.
Door de langzame verbetering der levensvoorwaarden op de planeet, door de trapsgewijze ontwikkeling van enkele organen in wording, verbetert, verrijkt en volmaakt zich het leven. Gedurende het azoïsche tijdvak ziet men slechts ongewervelde dieren, drijvende in de nog lauwe wateren der oorspronkelijke zeeën.
Dit merkwaardige en vreemde feit is van groot gewicht voor de ontwikkelingsleer. Het toont ons aan, dat die wezens behooren tot die periode in de geschiedenis der natuur, waarin de levenskracht na duizenden pogingen en aarzelingen de grens had overschreden, die de weekdieren onderscheidt van de dieren, door een geraamte gesteund, de ongewervelde van de gewervelde dieren.
Het is trouwens niet te verwonderen, dat uitstekende natuuronderzoekers die laag ontwikkelde visschen tot de ongewervelde dieren brachten. Immers gewervelde dieren moeten wervels bezitten, en de eerste fossiele visschen vertoonen evenmin sporen van wervels als de amphyoxus uit onze zeeën.
Deze azoïsche periode heeft, zooals wij zagen, millioenen jaren geduurd. Gedurende dien langen tijd vertoonden de eerste diersoorten, hoe laag zij ook stonden, reeds sporen van vooruitgang. Wel is er nog geen enkel gewerveld dier en bestonden er zelfs nog geene insecten, visschen, kruipende dieren, vogels of zoogdieren. Maar onder de ongewervelde dieren is er vooruitgang.
Boven de drie afdeelingen: plantdieren, weekdieren en ringwormen, alle ongewervelde dieren, staan de gewervelde dieren.
Geen bloemen, geen behaagzucht, geen welriekende geuren, geen wellust: minnarijen van weekdieren, schaaldieren, visschen. Maar de natuur verheft zich tot een poëtischer ideaal. Uit de sporeplanten komen de zaadplanten voort, evenals de gewervelde dieren uit de ongewervelde.
Het plantenrijk was alleen vertegenwoordigd door sporeplanten, het dierenrijk door ongewervelde dieren. Onder al die planten geene enkele bloem, geene enkele vrucht, geen enkele werkelijke boom; geene roos, geene korenbloem, geene klaproos of winde; geen wilg, geen eik, geen berk of populier; niets van datgene, wat thans de schoonheid onzer landschappen uitmaakt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek