Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


In het noorden is de molasse-formatie niet zoo hoog; men kan daaruit besluiten, dat het water in die richting afstroomde, en stroomen en beken vormde. De voornaamste gesteenten, die zich in die periode afzetten, zijn zandsteen, mergel, kalksteen, en nagelfluh. Terwijl de kalksteen eene belangrijke rol speelt in de Jura- en krijtformaties, is hare beteekenis in de molasseformatie zeer onbeduidend.

Na die bezinking sluit zich de golf van het bekken van Parijs geheel af bij hare monding, en verandert zij dus in een zoetwatermeer, waarin zich nu kalksteen en mergel afzet, met vuursteenlagen daartusschen, wier dikte een twintigtal meters kan bereiken. Die kalksteen strekt zich ten noorden van Parijs uit en bevat limneïden met enkele schelpen, niet tot zeedieren behoorend.

Het is dus niet waarschijnlijk, dat dit zout ontstaan is door verdamping der zoutwatermoerassen; wel waarschijnlijk is het, dat dit zout langs vulcanischen weg is te voorschijn gekomen. Lagen mergel en klei met gips en anhydriet scheiden de zoutlagen van elkander.

De gips heeft daar de gedaante van suiker en is in prisma's verdeeld, gelijkende op die van het bazalt. Dat geheel bovenste gedeelte, eene zoetwatervorming, eindigt van onder in blauwachtig, van boven in zeer wit mergel.

Het tijdperk, dat wij thans bespreken, wordt in drie perioden onderverdeeld, die door hare karakteristieke eigenschappen scherp onderscheiden kunnen worden: de trias- de jura- en de krijtperiode. De eerste periode heet trias, omdat de formaties dier periode bij de eerste studie dier formaties zich in drie lagen vertoonden: de bonte-zandsteen, de schelpkalk en de keuper, waarin de mergel voorkomt.

De spoorlijn is te zien op den tegenoverliggenden oever en is aangelegd aan den rand van een steile klip, die voor een deel uit hard gesteente en voor een ander uit zacht mergel bestaat.

Van onderen heeft men eene dunne laag gipshoudende mergel op de kalksteen van St.-Ouen. Daarboven liggen de eigenlijke gipshoudende mergellagen, waar het gips uit drie lensvormige lagen bestaat. De eerste twee zijn gemiddeld 4 of 5 meters dik; de laatste is de dikste en strekt zich het verst uit; te Montmartre is zij 20 meters dik.

In de gipsgroeven immers vinden wij daarbij verscheurende dieren, knaagdieren, verscheidene soorten van vogels, krokodillen en schildpadden; die twee laatste dieren vindt men ook met de dikhuidigen in de molasse en de mergel van het midden en het zuiden van Frankrijk. Ook is eene vleermuis merkwaardig, te Montmartre ontdekt.

Men vond eerst een laag zwarte teelaarde, 9 duim dik, die zeer gemakkelijk door te steken was; daarna 2 voet fijn zand, dat zorgvuldig bewaard werd, als bruikbaar bij het maken van den binnenvorm. Vervolgens witachtig leem, veel gelijkende naar het mergel in Engeland, 4 voet dik. Na deze aardlagen stootte het houweel op een harde rotslaag, bestaande uit versteende schulpen, zeer droog, zeer vast.

Het gips vormt talrijke, doch kleinere hoopen dan het steenzout, en ieder van die hoopen heeft den vorm van eenen grooten knobbel, waaromheen de mergel gewelfd gerangschikt ligt. Die opzwelling kan verklaard worden door aan te nemen, dat het gips ontstaan is door eene wijziging der kalk door de uitstroomingen van zwavel.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek