Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 20 juni 2025


Myn gedrag ten minsten zal door hun, die een meêdogend hart omdragen, niet kunnen veroordeeld worden. Ik ging vervolgens naar mynen vriend LOLKENS, die by geluk Bestierder der Plantagie Fauconberg was, en verzogt hem zynen bystand, hem tevens myn oogmerk mededeelende, om JOANNA te koopen.

Myn geluk duurde nog, toen de heer en mevrouw LOLKENS, my een bezoek hebbende komen geven, my in de gelegenheid stelden, om my te kunnen vervoegen aan de heeren PASSELAIGE, vader en zoon, te Amsterdam, die de nieuwe eigenaars van myne JOANNA waaren.

De heer LOLKENS was zeer verwonderd, en zag my eenigen tyd met stilzwygen aan; vervolgens stelde hy my een mondgesprek met deeze schoone slavin voor, die, door eene haarer naastbestaanden vergezelt zynde, al beevende voor my te voorschyn trad.

JOANNA was volmaakt hersteld, en ik bood haar een gouden gedenkpenning aan, welken myn vader op myn geboorte-dag aan myne moeder geschonken had. Ik bedankte ook mevrouw LOLKENS voor alle haare goedheden, en ik vertrok weder dadelyk naar de Hoop, alwaar ik den 22sten te rug kwam.

Terwyl wy voor het Fort Amsterdam, ten anker lagen, ontfing ik van een Planter, den heer LOLKENS, aan wien ik aanbeveeling gehad hadde, eene zeer vriendelyke uitnoodiging, om by onze komst op Paramaribo, de hoofdstad der Volkplanting, een kamer en de tafel by hem te nemen. Den 8sten, na de gewoone plichtplegingen van wederzyden, verlieten wy het Fort Amsterdam.

Onophoudelyk dagt ik aan haaren verschrikkelyken staat voor het toekomende. Ik verbeelde haar te zien beschimpen, haar onder het gewicht haarer ketenen verscheuren gekromd te zien, met luider stemme, maar vruchteloos, my ter haarer hulpe roepende. Ik was, om zoo te zeggen, van alle myne denkvermogens beroofd, tot op het oogenblik, dat myn vriend, de heer LOLKENS, my wederom gerust stelde.

Myn gedrag ten minsten zal door hun, die een meêdogend hart omdragen, niet kunnen veroordeeld worden. Ik ging vervolgens naar mynen vriend LOLKENS, die by geluk Bestierder der Plantagie Fauconberg was, en verzogt hem zynen bystand, hem tevens myn oogmerk mededeelende, om JOANNA te koopen.

Myne overmaat van neerslagtigheid zoude my in het graf gestort hebben, zonder de teedere vertroostingen van JOANNA, die my overreedde, dat de heer LOLKENS onze hulp nog zoude kunnen zyn. In deeze droevige gesteldheid hoorde ik des avonds van den 4den verscheide alarm-schoten met geschut, van den noord-oost kant.

Ik zag ook, by den heer LOLKENS, een andere huisvogel, die, zoo ik denk, dezelfde is, welken wy den Vliegen-eeter noemen, en dien men in dit Land noemt Sun-fowlo, om dat hy, zyne vlerken uitspreidende, het geen hy zeer dikwils doet, in het binnenste gedeelte een heerlyke zon vertoont. Deeze vogel heeft byna de gedaante van een houtsnip.

Ik vroeg haar, of haar meester t'huis was; maar zy antwoordde in eene taal, waar van ik niets verstaan kon. Op het hooren van den naam van den heer LOLKENS, schaterde zy van lachen, toonende een paar ryën allerschoonste tanden; waar na zy, my by de knoopen van myn rok vattende, een teeken gaf om haar te volgen. Ik wist niet te wel, of ik dit doen moest, maar eindelyk ging ik met haar mede.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek