United States or Côte d'Ivoire ? Vote for the TOP Country of the Week !


Omstreeks honderd schreden achter zijn oom stond Rudy op een vooruitspringende vaste rotspunt; van hier zag hij een grooten lammergier door de lucht vliegen en zwevend boven zijn oom blijven staan, dien hij met zijn vleugelslag in den afgrond wilde werpen, om hem tot zijn prooi te maken.

Voorbijvliegende Arenden worden door de geheele bende over een zekeren afstand vervolgd en moedig aangevallen; er wordt echter wel degelijk onderscheid gemaakt tusschen de eene soort en de andere; voor den behendigen Havikarend zijn de schrandere Vogels zeer op hun hoede; zij verbergen zich zelfs voor hem nog dieper in hunne rotsholen, terwijl zij zich om den Lammergier volstrekt niet bekommeren.

De oogen van den stoutmoedigen Rudy fonkelden, terwijl hij van het jagersleven vertelde, van de slimheid der gemzen en haar stoute sprongen, van den hevigen orkaan en de rollende lawinen; hij merkte het wel, dat hij bij iedere nieuwe beschrijving den molenaar gedurig meer voor zich innam, en vooral gevoelde deze zich bijzonder aangetrokken door hetgeen hij van den lammergier en den koningsadelaar vertelde.

Verscheidene oorzaken brengen te weeg, dat de Steenbokken zich slechts langzaam vermenigvuldigen, zelfs daar, waar zij met zorg behandeld worden. Behalve van den mensch hebben zij slechts weinig te lijden van vijanden, die voor hen gevaarlijk kunnen worden. Groote Roofvogels, n.l. de Steenarend en misschien ook de Lammergier, staan het jonge dier naar 't leven, maar behalen, dank zij de waakzaamheid van de moeder, slechts bij uitzondering den begeerden buit. Oudere Steenbokken loopen misschien nu en dan gevaar van de roofzucht van Lossen, Wolven en Beren. Verderfelijker dan alle genoemde oorzaken bijeengenomen is de onherbergzaamheid van de verblijfplaats van dit dier gedurende den winter en de lente. Naar Wilczeck in Val Savaranche vernam, verliezen betrekkelijk vele Steenbokken ieder jaar hun leven door lawinen; vooral krachtige mannetjes vinden op deze wijze den dood, waarschijnlijk, omdat deze zich minder gemakkelijk door het gevaar laten afschrikken, dan hunne jongere en meer vreesachtige soortgenooten. De ergste vijand ook van den Steenbok is en blijft echter de mensch, vooral de wildstrooper. Waarschijnlijk is er geen onderneming zoo bezwaarlijk en gevaarvol als de Steenbokkenjacht, zooals hij deze uitoefent. Al wat van de gevaren van de Gemzenjacht gezegd kan worden, geldt ook en in nog hoogere mate, naar Schinz duidelijk doet uitkomen van de Steenbokkenjacht. Wegens de zeldzaamheid van dit wild moet de jager zich er op voorbereiden, dat hij 8