United States or Bahamas ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nooit hebben zij zich voor godloochenaars uitgegeven. Integendeel: zij hebben den godsdienst van het land dat zij bewonen, maar met de verandering van land nemen zij ook een anderen godsdienst aan. Ook de bijgeloovigheden die bij ruwe volken in de plaats komen van godsdienstige gevoelens zijn hun vreemd.

Er is in onzen tijd geen geestesstrooming of haar woordvoerders vinden in Faust van hun gading: materialisten en idealistische wijsgeeren; godloochenaars en vrijzinnige Christenen; socialisten en conservatieven; vegetarische natuurmenschen en propagandisten van het edele druivennat; luiaards en verheerlijkers van den arbeid: beroepen zich beurt om beurt op Faust.

Maar zoo gaat het ook op ander gebied. Zijn afgescheidenen huichelaars, liberalen zijn godloochenaars en sociaal-democraten duivelskinderen. Opstandelingen van eertijds zijn nu helden des volks. Hoe zullen de huidige omverwerpers over eenige eeuwen heeten? Oordeelen is moeilijk.

Als gij een oploop ziet waar men eenige lieden Arminiaansche duivels, Belialskinderen, godloochenaars scheldt, hen met steenen en slijk werpt, hun leven bedreigt dan ziet gij de vruchten van het onkruid. Als een paar dienaars van mijnheer den schout een kettersch gezin, nu broodeloos, ter stad uitzetten, en het gepeupel juichte en jubelde, dan was dat weder eene andere vrucht van het onkruid.

Den volgenden dag woonde hij een plechtig Te Deum bij in Milaans oude hoofdkerk. "Wat de godloochenaars te Parijs hiervan zeggen, laat mij koud; ik ga die plechtigheid in volle staatsie bijwonen," schreef hij aan zijn mede-consuls.

Amen! Leve Salvi! Leve!" In een ander klooster was het weer anders. "Zie je wel. Dat is nu een leerling van de Jezuïeten: van 't Ateneo gaan de opstandelingen uit!" zeide daar een fraile. "En godloochenaars." "Ik heb 't wel gezegd: de Jezuïeten storten 't land in 't ongeluk, bederven de jeugd; maar men duldt ze, omdat ze wat krabbels op een papier zetten, wanneer er aardbeving is..."

Deze werd hoofdzakelijk gevonden bij de groote staatslichamen bij het leger en dan bij het Instituut met zijn plannenmakers en godloochenaars uit de dagen van het Directoire, de zoogenaamde "denkende hoofden."

Dubois-Reymond wijst er op hoe alléén het levend godsvertrouwen kan troosten onder het leed des levens: »Troost eens een zaal vol kankerlijders met de verzen van Goethe of Schiller« zegt hij. Het is dan ook wel voorgekomen dat godloochenaars door de diepe wegen van lijden en droefheid bekeerd zijn van hunnen dwaalweg.