Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 2 oktober 2025
Is dit het geval, dan is het bewezen, dat de halfapen voorheen niet zoover van de dikhuidigen verwijderd waren als thans: Cuvier toch rangschikt den adapis onder de dikhuidigen. Gervais heeft voorloopig het aphelotherium naast de dikhuidigen gerangschikt.
Maar in werkelijkheid zijn die Slechte Gronden slechts een groot kerkhof, een onmetelijk knekelveld, waar de overblijfselen van dikhuidigen, van dieren, die tot de familie der zeeschildpadden behooren en, zooals beweerd wordt, zelfs van fossilen of voorwereldlijke menschengeslachten, die daar door de een of andere natuurkracht der eerste tijden verzameld werden, liggen te bleeken.
Roofdieren, 4. Insekteneters, 5. Vleermuizen, 6. Knaagdieren, 7. Eenhoevigen, 8. Dikhuidigen of Veelhoevigen, 9. Herkauwers of Tweehoevigen, 10. Walvisschen, 11. Tandelooze dieren, 12. Buideldieren, 13. Vogelbekdieren. Orde 1, 2, 10, 11, 12 en 13 blijven hier buiten bespreking. Orde Roofdieren.
Als voorbeeld der tegenwoordige dikhuidigen, die van tertiaire soorten schijnen te zijn afgeleid, kan men den rhinoceros noemen. Die welke in Afrika te huis behooren, verschillen in vele opzichten van die, welke in Azië leven; er is dus geen grond, om te meenen, dat de ééne soort in rechte lijn van de andere afstamt.
Dit groote aantal dikhuidigen is des te merkwaardiger, daar wij in de formatie, die wij thans behandelen, bijna geene herkauwende dieren vinden, terwijl deze thans in zoovele soorten voorkomen bij de herten en gazellen en zulke groote afmetingen kunnen aannemen, zooals bij het rund, de giraffe of den kameel. Doch die dikhuidigen waren niet de eenige bewoners van de landen, waar zij leefden.
De tegenwoordige dikhuidigen zouden er toe bijdragen om de meening van ons af te werpen, dat de verschillende soorten van elkander zijn afgestamd; doch indien wij tot de geologische perioden doordringen, dan zien wij de ledige ruimten zich aanvullen: "De verschillende soorten, zegt Gaudry, liggen zóó dicht bij elkander, dat men moeilijk het denkbeeld van zich kan afzetten, dat die gelijkenis op eene gemeenschappelijke afstamming wijst."
De vooruitgang openbaart zich in alle afdeelingen van het dierenrijk. Wij hebben reeds in het vorige hoofdstuk gezien, dat de dikhuidigen, lophiodons, paleotheriums, anoplotheriums, naar alle waarschijnlijkheid zijn voortgekomen uit de buideldieren, en wel in het begin der eocene periode.
Hoe groot ook hun moed en hunne kinderliefde zijn, toch zijn hunne jongen, zwakke en ontijdig ter wereld gekomen wezens, meer blootgesteld aan de aanvallen der roofdieren dan de placentaire zoogdieren en vooral de knaagdieren en dikhuidigen, die reeds zeer ontwikkeld ter wereld komen.
Men begint te vermoeden, dat onder die dieren zeer verschillende typen voorkomen, die evenveel van elkander verschillen als bij de zoogdieren de dikhuidigen, de herkauwenden of de vleeschetende dieren. De grootte en vorm van den schedel verschilt veel bij de verschillende typen.
Men kan in dien tijd nog wel jagen; maar in den zomer, dat is in de maanden Januari, Februari en Maart, volgt de periode der regens en overstroomingen, met een verbazende ontwikkeling van den plantengroei bij verschrikkelijke hitte. Dan treedt de tijd van gedwongen werkeloosheid in voor den onderzoekingsreiziger, behalve als hij jacht wil maken op groote dikhuidigen en op buffels.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek