Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juni 2025
Aan de mouwen van zijn kleed zag men aan een puntigen elleboog een paar vergulde bellekens. Ook droeg hij puntleersjes, met een belleken aan elken top. Zijn ezel, getoomd met karmozijnzijde, droeg op elke bil het schild van Antwerpen, met fijn goud geborduurd. De knecht hield met de eene hand den ezel bij den kop en met de andere eenen tak, aan denwelken een koebelletje klingelde.
Aan beide kanten van den spoorweg zakten de sluitboomen, als twee lange, dunne, strakke armen zonder handen neer, een horen toeterde, een electrisch belletje rinkelde, een man kwam met een vuilrood vlaggelapje op zij van het wachthuisje staan. Hou hou, Belleken! Hou hou, Belleken!" paaide Standje, de merrie bij den breidel vasthoudend. Daar naderde de trein!
Standje, op 't smal bankje tusschen Leontientje en haar vader in elkaar gedrongen, zat te bibberen... Daar kwamen zij aan 't kleine station, en Standje kreeg het dadelijk weer druk met Bello, die voor 't gedruisch der treinen en 't getoeter der seinhorens schichtigde. Hou hou, Bello! hou hou, Belleken!" ging het telkens opnieuw, bij ieder ongewoon geluid dat 't beest deed trippelen.
Sprekend en veelvuldig wordt de bloem vergeleken met een klok. De Campanula rotundifolia is in Noord-Nederland als grasklokje in Vlaanderen kloksken of belleken , andere soorten als weideklokje, bekerklokje enz. bekend. De vleezige worteltak draagt aan de bovenzijde de litteekens van in vroegere jaren afgestorven stengels, die eenigszins op zegelafdrukken gelijken.
Ruischend, stoomend, proestend, met een enorm hooge en zware locomotief, kwam hij langzaam uit een bocht voor 't kleine station gereden. Hou hou, Belleken! Hou hou, Belleken!" herhaalde Standje steeds dringender, terwijl hij, sussend, klapstreelend op de sidderende manen, met gretige oogen naar den langen zwarten trein het hoofd omwendde.
"Hou hou, Belleken, hou hou, Belleken!" suste Standje bezorgd, onder de ietwat spottende blikken en grappige opmerkingen van een paar toeschouwers; en 't begon hem wel wat te spijten dat hij niet in plaats van de hitsige merrie, den kalmen, grijzen ruin genomen had, zooals Belzemien en Coben hem hadden geraden.
De trein reed ruischend met haar weg hou hou, Belleken, hou hou! en door de onbedwingbaar-opwellende tranen welke plotseling zijn blik verduisterden, zag Standje haar een allerlaatste maal, in haar verrukkelijke jeugd en frissche schoonheid, glimlachend door het neergelaten raampje met haar zakdoek naar hem toewuiven, wuiven... wuiven... wuiven... tot het witwapperend doekje een klein, wervelend stipje werd,... het laatste trilgewiek van een blank vogeltje.... een wegflonkerend sterretje,... dat eensklaps om een bocht der spoorbaan, voor altijd aan de bekoring van zijn oog verdween...
Dien dag reed Uilenspiegel door de stad op een ezel. Een voetknecht ging nevens hem. Uilenspiegel had het schoon karmozijnzijden kleed aangetrokken, hetwelk de heeren van de stad hem gegeven hadden. Tot hoofddeksel droeg hij eene kap, mede van karmozijnzijde, waaraan twee ezelsooren met een belleken aan. Hij droeg een halssnoer van koperen penningen, waarop het schild van Antwerpen prijkte.
Hadde ik uw gulden riddersporen, 'k Sprong de grauwe almachtigheid Dwars door naar uw verstoken toren. 'k Luidde al lustig het belleken Tegen de karmozijnen poort: Ik zou klinken en wederklinken Heel het hemeldom oprinkinken Van Oost tot West en van Zuid tot Noord In één hooveerdig relleken.... Zonne zonne, waar zit ge toch? Zijn uw oogschellen geloken nog? Zonne zonne, zet op, zet aan!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek