United States or Mauritius ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dichter bij, en door die nabijheid grooter van invloed op zijn dagelijksch bestaan, is de apanagehouder, de pachter-leenman van den Sultan, in alle machten en rechten over hemzelven, zijn grond en zijn gewas, des Sultans plaatsvervanger. Voor den apanagehouder is de helft van zijn oogst in den Westmoesson, het derde van zijn oogst in den Oostmoesson.

Die is vlak bij den kleinen man, en door die allernaaste nabijheid is diens invloed op zijn leven het allergrootst. Al wat de apanagehouder doet, dat doet ook de bekel; maar hij doet het nog veel erger. Zooals immers de apanagehouder pacht opbrengt aan den vorst, zoo brengt de bekel pacht op aan den apanagehouder.

De rijst van den apanagehouder wordt rijp op het veld, de rivier bedreigt zijn gronden, zijn vee heeft herders noodig op een nieuwe wei, zijn huis bewaking tegen dieven: de kleine man bouwt wachterhuisjes en zet er zijn kinderen op wacht, hij gaat naar de rivier en bouwt dammen van bamboe-vlechtwerk en keien, hij stuurt zijn zoon om de buffels te weiden, en gaat zelf des nachts waken bij het huis van den apanagehouder.

Daarmee volgt hij de eeuwenheugende traditie, daarmee volgt hij het voorbeeld van den Sultan en den apanagehouder en den bekel: hij neemt zijn plaats in, in de rij van verdrukkers en verdrukten, die, als de symbolische dieren der Oostersche kunst de een op den rug van den ander staan. En met nog een machthebber meér bovenop hem, hurkt Kromo als onderste op den grond. Daar zit hij.

Daarom, als de vorst een pikol rijst eischt of een gulden belasting of een dag arbeid, eischt de apanagehouder twee pikols, twee gulden, twee dagen; en de bekel, natuurlijk, drie pikols, drie guldens, drie dagen. En omdat de bekel zelf in de dessa leeft en precies weet wat er in ieder huis gebeurt, kan hij den dessaman "vinden" op honderd manieren, waarvan de apanagehouder niet weet.

Nu komt voor den apanagehouder een Hollander in de plaats, een suikerplanter: Kromo verneemt het op een goeden dag. Zijn dessa, zijn velden en hijzelf zijn nu van den suikerplanter, zooals ze vroeger waren van een Javaanschen ambtenaar, hoveling, zoon, dochter of afstammeling tot in het vierde geslacht van den Sultan. De macht-hebber is een andere, de macht is dezelfde over hem.

Een gering man ziet hem niet, dan, misschien eens, éénmaal, in zijn leven, wanneer hij in het gevolg van zijn bekel, die zelf weer in het gevolg is van den apanagehouder, machtig edelman of prins uit het Sultansgeslacht, naar den kraton opgaat, schatting en geschenken dragend.

Als hij zich veilig weet, uit hij zijn geringschatting voor zijn nieuwen eigenaar door hem te vergelijken bij een ondergeschikte van den vroegeren, den apanagehouder: hij noemt den planter "een blanken bekel." De bruine bekel overigens is gebleven.

Voor den apanagehouder zijn de beste vruchten van zijn erf.

De apanagehouder bouwt een huis, geeft een feest, maakt een reis, trouwt een zoon of dochter uit: de kleine man brengt bamboe uit het bosch, de steenen die hij zelf gebakken heeft, uit den oven en bouwt het huis; hij neemt voor een paar dagen eten in een gevlochten zakje en zijn draagjuk over de schouders, en volgt als lastdrager zweetend en dravend den apanagehouder op reis; hij gaat houtskool branden in het bosch, haalt de laatste rijst uit zijn schuur, slacht een paar kippen of zijn geit, en brengt alles naar de keuken, waar de feestmaaltijd van den apanagehouder wordt bereid.