United States or Puerto Rico ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zonk hij naar de' afgrond, naar het donker Leêg? Gelijk een aadlaar op den Caucasus Gevangen in een wolk die splijt; zijn vlerken Waarmee de donder spot, in wervelwind Verward; zijn oogen die de zon aanstaarden Zonder verblind te zijn, door 't witte weerlicht Verbijsterd; wijl de zware hagel slaat Zijn worstlende gestalt', die eindlijk zinkt Voorover, en het hemelsche ijs omklemt haar.

Schep tonen, waar de ziel in huppelt tot Gods eer! Of, Dichtkunst, wees my ziel; geen Dicht- geen Zangkunst meer! Gevoele ik slechts door U! beveel, doordring mijn zinnen! Voer, voer my d' afgrond door en hoogste hemeltinnen, Waar de aadlaar van het zwerk de wieken druipt, en geef Den Zanger vleugelen waarop hy zeker zweef; Of, valt hy, laat zijn val die Almacbt niet onteeren, Wier wraak hy zingt!

Welk een troost in allen nood, Welk een roem in alle schande, Waar we, trouw tot in den dood, Vallen als eene offerande! Maar hoe zelden gunt ons 't lot, Grootsch te lijden, grootsch te sneven, Met den gloriepalm tot God Als een aadlaar op te zweven! Ach, hoe pijnlijk, dag aan dag Vaster in den strik gesparteld, Niet te vallen door één slag, Maar door naalden doodgemarteld!

En Godlijk laat beklagen. B. bedoelt voornamelijk de schoone plaatsen van het Parad. L. III, 150 en 232. Ie Zang, vs 41, bl. 2, rl 15 v. o. Waar de aadlaar van het zwerk de wieken druipt. De aanwending van het w. w. druipt schijnt hier zeer ongemeen; als bedrijvend genomen, in de beteekenis van "nederwaarts laten zakken"; verwant met het Engelsch: to drop.