United States or Australia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik weet, dat ik een dolzinnige dwaas was, terwijl ik mij inbeeldde, een groot held en vermaard dolend ridder te wezen, en het eenige, dat mij troost, is, dat ik gedurende mijne verblindheid alleen zotternijen en dwaasheden, maar geen misdaden heb begaan. Mijn einde is nabij; brengt mij dus een biechtvader, wien ik mijn zonden bekennen en een notaris, wien ik mijn laatsten wil opgeven kan.

Om nu tot het geluk der dwazen terug te keeren: als zij hun leven met veel genoegen ten einde hebben gebracht, verhuizen zij zonder eenige vrees of gevoel voor den dood rechtstreeks naar de Elyseesche velden om ook daar de vrome zielen met hun zotternijen genoegelijk den tijd te korten. Vergelijk nu eens het lot zelfs van den wijsten man met dat van zulk een zot.

Het zij voldoende te waarschuwen dat de stad die hij verontrusten wil hem met afkeer verloochent. Zoo hij gedacht heeft, dat wij voor den roman "Emile" het zwaard zouden trekken, kan hij die gedachte rekenen onder zijn dwaasheden en zotternijen te behooren.

Is men niet midden in het carnaval, den uitgelezen tijd voor grappen en zotternijen? Dat feest der negers in het Kapitool is eene aardigheid: die cantine, die soupers, die middernachtelijke vergadering, die drinkgelagen in den vroegen morgen: wel, dat zijn niet anders dan gekkernijen van vroolijke korrespondenten, die eens een loopje met het publiek willen nemen.

Ook deze volbracht eene langdurige wereldreis, want, in 1327 vertrokken, keerde hij pas in 1355 terug. Zijn geschreven reisbericht gaf hij aan Koning Eduard III van Engeland, en zelden verscheen er een boek, waarin zooveel zotternijen, die voor waarheden moesten doorgaan, verteld werden. Een ander reiziger, Johannes Schiltberger uit München, deed eene reis, die van 1394 tot 1427 duurde.

Wij moeten ons inderdaad ergeren en tegelijkertijd schamen over de zotternijen, waardoor zij, die, zonder kennis der Werktuigkunde, de werking der menschelijke lichaamsvochten trachtten uiteen te zetten, een zoo bij uitstek ernstige wetenschap als de geneeskunde in een belachelijk daglicht geplaatst hebben.

O, drukke, bewegende, dringende, duwende, groote menschen, die de straten overvult en dompig èn stoffig maakt, die knikt en aanminnig groet en flaneert en met wandelstokken over asphalt tipt en de blauwe spiraaltjes van rook door je neusgaten schudt en een hand geeft hier en een hand daar en begeerig kijkt naar de hoeden met veeren en bloemen achter winkelkasten en op de tram springt en samenhurkt in dampuitzweetende koffiehuizen , groote, stevige, glimmende pratende menschen op de Beurs, schreeuwende venters op straat, politieagenten, militairen, bakers, kindermeisjes, sjouwers, sleepers, bedelaars, dames en heeren, juffrouwen, met voiles, mopsneuzen, hooge-hakken en gele linten, botboeren, waschwijven, schutters, kolonialen en kruiers, lachende, kijkende, lawaai-makende menschen, die de schouwburgen vult, waar, achter het voetlicht, zotternijen door speellieden vertoond worden; die elkander begluurt met binocles en toewuift met waaiers, die coquetteert, ginnegapt en zwaar gaat van 't gedreun van je armen en beenen, wanneer de speellieden je zinnen voortreffelijk kittelen, plompe, zwarte, stille verdrukten, die als mensch zijt geboren en graag je dierlijke krachten vermorst voor een hongrig bestaan, arbeiders in smidse, houwers van steen, stumpers bij de heete, laaiende vuren, menschbeesten in de donkere schachten der mijnen, ingeslapen bedelares op de brug van de Hoogesluis, slapers in de Toevluchts-oorden, witte, bepoederde, gefaneerde op de hoeken der straten, krachtpatsers en athleten, chanteuses van Nes, kellners, studenten, hoog in je boorden loerende jongelingen, matkijkende ouwetjes, bloemenmeisjes, o, groote, groote menschen, gewend aan het geratel van sleeperskarren, het gerinkel van trambels, het gegil van locomotieven, het schorre geschreeuw van ventende joodjes, het gedraaf, het geraas, het gedonder, het gedreun : Poes is bevallen, bevallen op een regenachtigen namiddag in een donkerst hoekje van de alkoof, waar oude doozen en koffers staan, waar geen zonlicht komt, waar niets van het brakend stadsleven-geraas doordringt.

Ze zou Madeleen omkoopen, haar eene ronde somme geven, als ze Romaan loslaten wou. En Madeleen en antwoordde niet. Ze begon weer te wanhopen en te klagen, en moest weer een paar dagen neerliggen. Rik kon haar opbeuren. Hij verzekerde haar dat het allemaal jeugdige zotternijen waren, en dat die vuurkens fluks uitvlammen zouden.

Maar wijst mij nu eens een van hen, die drie- of viermaal of, zoo ge wilt, duizendmaal Stoïcijn is: hij moet toch ook, zooal niet zijn baard, het teeken zijner wijsheid, ofschoon hij dien met de bokken gemeen heeft, in allen gevalle zijn laatdunkendheid afleggen, zijn voorhoofd ontrimpelen en zijn bekende onwrikbare stellingen eenigen tijd plaats doen maken voor allerlei zotternijen en dolheden.

Ik laat mij geen zotternijen op de mouw spelden. Trouwens, de lagere klassen, de barvoeters, de noodlijdenden, de armen mogen wel iets hebben. Men geeft hun legenden, hersenschimmen, de ziel, de onsterfelijkheid, den hemel, de sterren. Zij kauwen op dat alles. Zij smeren het op hun droog brood. Die niets heeft, heeft ten minste den goeden God.