United States or Bolivia ? Vote for the TOP Country of the Week !


't Waren Kempische mijnwerkers en Vlaamsche agrariërs. Ze hadden bleeke vierkante voorhoofden, die uitglommen met een zonderlinge kracht in het natte spel van de mistige Septemberverven. Ze keken stoer en wild op naar voren, belast van binnen met een wil van wanhoop. Zij waren lijk kudden, die men drijft langs enge wegen en die nu ineens op de breede weidevlakte vrij zich smijten.

Langs hem haastten de gangende steêlui voorbij; enkelen en bij meer; vrouwen schuivende boven het ratelen der baboesjes, in nachtwitte omhuiving; mannen stoer en groot, roeiend met armen en beenen voort in den avonddroom, al verder-op zich meer omwikkelende met duister in dit stervensuur. Ze verdwenen, klimmend de muren langs naar de hooge stad, of ze doken den nacht van de poorten in.

Hun armen spierden naakt, er werd onder het loopen geladen. Ze gingen klein langs de kalme pracht der zee, maar stoer toch in hun wit en bisterzwart gestreepte burnous van kemelhaar, de kappen driehoekten van schouder naar schouder, veel wijder dan men hier ze droeg. Achterin reden er aan op springende paardjes, waarvan de schabrakken schalden in de feestelijke zon.

Een steviggebouwde vischboer, klein van stuk, maar overigens stoer en forsch, met een rond, frischrood gezicht, levendige bruine oogen, die half listig, half schalksch keken, en geelblond haar, waarvan een lok van voren onder zijn pet uitkwam, stond, met zijn vischkar naast zich, druk over zijn koopwaar te onderhandelen met het dienstmeisje van het hoekhuis.

Het oud-germaansche woord stor, stur = groot komt in de Nederlanden nog slechts voor als stoer, struisch, stuursch, in drie gewyzigde beteekenissen. In de skandinaafsche talen heeft stor de oude beduidenis behouden. Stoor staat eigenlik tegenover kleen, als groot staat tegenover klein. Stoor en kleen hebben eene zeer stellige, eene zeer zekere beteekenis groot en klein eene betrekkelike.

...ja, omdat ik daar 'n vryertje wacht. Jy bent het niet, maar je lykt wel wat op hem. En als je wat stoerder was... want stoer was-i! Zeker, die vrouw was krankzinnig! ...'n vryertje, weetje! 'n Smuke jongen die alles neerslaat wat niet deugt. En hy krygt den molen van me... 't is 'n bovenkruier. Met paltrokken houd ik me niet op. En jy? Wouter werd verlegen. Wat had-i aan zoo'n gesprek?

Hoog-schimmig hief zich voor den uitgang de toren van den Saint-Sauveur, stoer en kanteelig, maar omkrieweld met sneeuwtjes. En kwam toen niet het carillon over ons schellen, met brozen klankroes luiden van oude tijden en omdat het biddag was.

Al 't geen de boer van den morgen doorwandelde, had in hem onbewust een gevoel van vrede doen ontstaan, hij voelde zich zoo stil gestemd, zoo rustig, de dag was zoo kalm begonnen en die reine wijdte was zoo grootsch, zoo plechtig onder den eeuwigen hemel, en van hier uit gezien, werd alle haat zoo klein, dat kijven zoo ongepast, zoo schendig; en Verlinde neep de lippen, beet en vocht om zijn straf, stoer gemoed niet te laten versmelten; hij besloot een kalm, gesloten, hooguitziend stilzwijgen te behouden en elderwaards te kijken.

Zoo waren we van het rustige Walamo verplaatst in de drukke hoofdstad van het Tsarenrijk. Zutphen, Febr. 1906. Storfürsten is een Zweedsch woord en beteekent grootvorst. "Stor" is ons "stoer"; de o wordt als oe uitgesproken. Baccalaureat is het eindexamen van het gymnasium.

De lente nadert aan; van Brindisi tot Foggia zilverden de stoere olijven en deze even stoer als die van Corfu met tintelende looverglanzen in de zon en de weg was verder als door toovergaarden van sneeuwig bloesemende vruchtboomen, wit en zacht roze en heel zacht violet, fabelachtig lieflijk als tuinen van het Paradijs.