United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Manes vertelde nu wat er ook al te winnen was met door de dorpen te leuren met mosselen, wollen dekens, printen, biezen zetels, en dat 't scheerslijpen ook wel goede leefte bijbracht. Al die bedrijven zou hij aangaan als 't kapetaal hem naar ievers te grijpen viel.

Manes zal daar middel mede weten! dat was nu voorloopig de uitkomst en daarmede troostte hij zich in afwachting. Dan eindelijk kon hij inslapen en rusten van dien vermoeienden dag in de dikke, opene lucht. Als de noenestond stil was uitgeslapen, keerde Jan door den gloeienden midzomerdag gaan werken op 't land. En de jonge vrouw bleef alleen met heur twee jongens koele in 't huizeke.

Maar Treite had zijn kreupel been reeds over 't wiel gezwaaid en klaverde met de handen om boven den karrebak te komen. Hij liet zich neer en voelde zijn zet diep-rond en zacht in het mullige zand prenten, hij legde de beenen gemakkelijk open, nevens Manes.

Vóór de pastorij veegde Treite zijne voeten af, jufferde tegen de meid en hield zijne schele oogen neergeslagen; dezelfde beleefde houding herhaalde hij bij de meid van den dokter, en hij was in de overtuiging dat de klanten en Manes ook, wel tevreden zouden zijn over zijne goede manieren.

Bij de kerk hield Treite stil, zette zich nevens de kar op den grond en keek op 't uurwerk boven zijn hoofd. 't Was bijna noenuur en Manes was nievers te zien en nu kreeg Treite lust om te eten. Hij haalde den gestolen broodkant van onder zijn vest en begon te bijten. De honden lagen gerust uitgestrekt en bekeken den kerel en zijn brood met verwaterde oogen.

We gaan twee dorpen doen vandage, ik moet tonnen koopen gij kunt het zand uitventen; een stuiver de maat. Treite greep reeds de ijzeren schop en woelde in den zeuzelenden hoop tusschen de beenen. Niet lastig, meende hij. Manes hield de leidkoorde en snokte zijne honden naar links en rechts door de straten en ruischte ze op om 't gespan nog zeerder te doen rollen.

DEMETRIUS. Sit fas aut nefas; tot ik nu een stroom Gevonden heb, die deze hitte koelt, En de betoov'ring, die mijn koortsen stilt, Per Styga, per manes vehor. Een woud. Horengeschal en hondengeblaf. Titus Andronicus komt op, met Jagers, enz.; verder Marcus, Lucius, Quintus en Marcius. TITUS. De jacht is reê, de morgen licht en klaar, De velden geurig en de wouden groen.

Eer hij nog sliep roesden reeds al die trage, stille dingen van den buiten door Treite's hoofd en hij bouwde nu zelf een slimmen handel op en hij meende iets gevonden te hebben, sterker dan al wat Manes had kunnen uitpeinzen en dan nog zonder daarvoor te moeten naar buiten loopen!

Een kansje te snappen! dat doorschokte Treite met een vreugdeklets, zijne handen stootten zijn lijf van den paalstaak, hij zwaaide de armen open en wiekte als een kieken dat vliegen wil, hinkend naar de kar. Manes hield in en wachtte. Gaat-ge meê? riep hij van ver. Rijen? dat was de eerste en eenige voorwaarde die Treite aanlokte: zijn zeere voeten niet meer voelen en gevoerd zijn.

Hij keek naar de voetgangers die bezijds de kar liepen, hij knipte oogjes naar elk ende een om te toonen hoe goed hij zat en hoe preusch. Eila! flikkerbeen, ge blinkt onder uw hoedje! pennelikker met uw kalen frak, krebbebijter! riep hij naar den kantoorklerk die naar zijne bezigheid ging. Manes loech.