United States or Tunisia ? Vote for the TOP Country of the Week !


QUINTUS, MARCIUS. En zal het ook, of wij, wij volgen hem. TITUS. En zal het! welke booswicht sprak dit woord? QUINTUS. Hij, die het overal, slechts hier niet, staaft. TITUS. Wat! zoudt gij hem begraven en mij trotsen? MARCUS. Neen, eed'le Titus, slechts u bidden, dat Gij Mucius wilt vergeven, hem begraven.

Dobbelsteenen op een zwalkend schip staan niet gelijk met dobbelsteenen aan den vasten wal, is 't wel Quintus? Beleedig Fortuna niet, waarschuwde een derde. Zij is niet blind of wispelturig. Ontneemt zij hem ons bij tijd en wijle, zij brengt hem ons toch altijd weer terug met nieuwe lauweren beladen. De Grieken halen hem weg, zeide een ander.

De keizer heeft het goede nieuws vernomen aangaande Quintus Arrius, den tribuun. Met name heeft hij den moed hooren roemen, door hem in de westelijke zeeën betoond. Daarom beveelt hij dat genoemde Quintus zonder verwijl naar het oosten verplaatst worde.

Er zijn nog enkele fragmenten van over. Quinctilianus, minder goede schrijfwijze voor Quintilianus, daar in zijn tijd in namen als Quintus en dgl. de c weinig meer geschreven werd. Quinctilii, zie Quintilii. Quincunx, zeldzaam voorkomende koperen rom. munt van 5 unciae = 5/12 as. Behalve met den stempel was zij met vijf knopjes of puntjes gemerkt, op de wijze van de vijf op onze dobbelsteenen.

Dit gelukte; doch eensklaps vond Tobias zich gestuit door een dikken ijzeren ketting, die aan beide oevers vastgehecht, over de rivier gespannen was. Achter dezen ketting lagen de "Unity", daarachter de "Carolus Quintus", "de Matthias" en de "Monmouth"; terwijl het schieten uit het kasteel Upnor en van de beide oevers het verder opzeilen belemmerde.

De zaak dringt, zooals gij zien zult uit de berichten, die hier bijgevoegd worden, opdat gij en Quintus er kennis van zoudt nemen. Arrius luisterde slechts ten halve. Het naderende vaartuig nam zijne aandacht geheel in beslag. Nu zwaaide hij met een slip van zijn toga; als antwoord op dat signaal werd op het schip een roode vaan geheeschen, en het zeil ingehaald.

Senatoren, Tribunen en Rechters komen op, met Marcius en Quintus, die geboeid ter terechtstelling gevoerd worden; Titus gaat als smeekeling voor hen uit. TITUS. Hoort, achtb're vaders! gij tribunen, staat!

De opzichter keek den roeier na en antwoordde: Zooals gij weet is het schip eerst sedert een maand uit de hand van zijn maker gekomen, en de mannen zijn al even nieuw voor mij, als het schip. Hij is een Jood, zeide Arrius nadenkend. De edele Quintus heeft een scherpen blik. Hij is zeer jong, vervolgde Arrius. Maar onze beste roeier. Ik heb zijn riem zien buigen tot brekens toe. Hoe is zijn aard?

Welke ook de uitkomst mocht geweest zijn, ik zou gezegd hebben wat ik nu ook zeg: Alles wat gij door uw vlijt en talenten gewonnen hebt is het uwe. Behoud het in vrede. Ik heb het niet noodig. Toen de goede Quintus, mijn tweede vader, de reis aanvaardde, waarvan hij niet zou terugkeeren, maakte hij mij tot eenige erfgenaam van zijn vorstelijk vermogen.

O broeder, help mij met uw zwakke hand, Want licht heeft angst, als mij, ù zwak gemaakt Uit dit verslindend, vratig lijkenhuis, Zoo schrikk'lijk als Cocytus' duist'ren mond. QUINTUS. Reik mij uw hand, dan help ik u er uit; En schiet mijn kracht te kort om u te helpen, Dan storte ook ik in den begeer'gen schoot Van 't diepe hol, het graf van de' armen prins.