United States or Angola ? Vote for the TOP Country of the Week !


De woning in de rue de l'Homme-Armé was op een achterplaats gelegen, op de tweede verdieping, en bestond uit twee slaapkamers, een eetkamer, en daarnaast een keuken met opkamertje, waar een bed stond, dat vrouw Toussaint ten deel viel. De eetkamer was tevens de voorkamer en scheidde de twee slaapvertrekken. De woning was van het noodige huisraad voorzien.

Men stelt zich schier even onverstandig weder gerust als men zich verontrust: zóó is de menschelijke natuur. Nauwelijks was Jean Valjean in de rue de l'Homme-Armé, of zijn angst verminderde en verdween allengskens geheel. Er zijn plaatsen van rust, die om zoo te spreken onwillekeurig op den geest werken. Een afgelegen straat heeft gewoonlijk vreedzame bewoners.

Ge moest niet terstond weder zonderling zijn. Ge zoudt dan zoo tevreden in uw leelijke straat l'Homme-Armé zijn! Ik, ik ben er wanhopig geweest. Wat hebt ge toch tegen mij? Gij veroorzaakt mij veel verdriet. Foei!" En eensklaps ernstig wordende, zag zij Jean Valjean strak in 't gezicht en voegde er bij: "Ge zijt dus boos op mij, omdat ik gelukkig ben?"

"Ach," zeide zij, "wees goed!" En zij voer voort: "Wat ik goed noem is, dat ge lief zijt en hier komt wonen; er zijn hier vogels evenals in de straat Plumet; dat ge met ons woont, de spelonk in de straat de l'Homme-Armé verlaat, ons geen raadsels ter oplossing geeft, zijt als iedereen, dat ge met ons dineert, ontbijt en mijn vader zijt." Hij maakte zijn handen los.

Ik ijlde tot u, maar vond u niet meer; gij weet welk woord ik u gegeven heb, ik houd het. Ik sterf. Ik bemin u. Wanneer gij dit leest, zal mijn ziel bij u zijn en tot u lachen." Niets hebbende om den brief te verzegelen, vouwde hij hem slechts in vieren en schreef er dit adres op: "Aan mejuffrouw Cosette Fauchelevent, ten huize van den heer Fauchelevent, rue de l'Homme-Armé No. 7."

Dan kunt ge verder met mij doen wat ge wilt." Javert bleef eenige oogenblikken zwijgend, de kin diep in den kraag van zijn jas gedoken, toen liet hij het voorraampje neder, en riep: "Koetsier, rue de l'Homme-Armé, nommer 7." Onderweg spraken zij geen woord meer. Wat wilde Jean Valjean?

Marius hielp Cosette instijgen en sprong er zelf in. "Koetsier," zeide hij, "naar de straat de l'Homme-Armé No. 7." Het rijtuig vertrok. "Ha! welk een geluk!" riep Cosette, "naar de straat de l'Homme-Armé. Ik durfde er u niet meer van spreken. Wij gaan mijnheer Jean bezoeken." "Uw vader! Cosette, meer dan ooit uw vader. Cosette, ik begrijp het thans.

Het adres was van een vrouwenhand en luidde: "Aan mijnheer, den heer Marius Pontmercy, ten huize van den heer Courfeyrac, straat Verrerie, No. 16." Hij brak het briefje open en las: "Mijn zeer geliefde! Mijn vader wil, helaas! dat wij terstond vertrekken. Van avond zullen wij in rue de l'Homme-Armé No. 7 zijn. Binnen acht dagen zijn wij te Londen. Cosette, 4 Juni."

Ten einde de eenzaamheid en het duistere dezer verdwijning te vermeerderen, had Valjean het zoo geschikt, dat hij niet eerder dan tegen het vallen van den avond het huis der straat Plumet verliet, 't geen aan Cosette den tijd had gelaten Marius een briefje te schrijven. Eerst toen het geheel donker was, kwam men in de rue de l'Homme-Armé. Zwijgend was men te bed gegaan.

De zelfmoord, dit geheimzinnige feit tegen het onbekende, die, in zekere mate den dood der ziel kan bevatten, was voor Jean Valjean onmogelijk. Bij den ingang der straat de l'Homme-Armé hield het rijtuig stil, wijl deze straat te nauw was voor het doorrijden van rijtuigen. Javert en Jean Valjean stegen uit.