United States or Iceland ? Vote for the TOP Country of the Week !


En hij, die de gezegde woorden binnensmonds sprak, stond achter de toonbank eener kleine komenij-winkel in de groote hoofdstad, en blikte langs stijfsel- en kandij- en blauwselflesschen waartusschen kleine broodjes en hompen kaas, benevens zwavelstokken en stukken pruimtabak op planken voor het venster lagen in een schuine richting naar boven, en zag, tusschen twee hooge schoorsteenen van huizen aan de overzijde henen, juist zóóveel van Gods lieven hemel, dat een pond vieren kaarsen daartusschen gehangen, het schoon geheel en al zou benomen hebben.

Habets in een geschriftje over deze legendarische figuur wordt medegedeeld. De laatste strofe luidt: Sa hitsig! vult de hompen, Soo lang het vat nog houdt. Gesellen, laat ons pompen, Dees nectar, geel als goud Is voor gansen niet gebrouwd. Over de Mookerheide gaat de sage, dat daar eens een beslissende veldslag zal geleverd worden, waar zelfs Turken bij tegenwoordig zullen zijn.

Ze hadden bij zich groote zakken met hompen zwart brood; dit was op reis zoowat hun eenige voedsel. Ze hadden gehoopt met den nachttrein naar Petrograd te kunnen reizen, maar nu maakte de chef bezwaar. »Wat ze dan zouden doenJa, dat wisten ze niet; hier wachten, waarschijnlijk tot den volgenden trein.

Hij sneed zijn vleesch, dik met mosterd bestreken, in gelijke stukken op kubieke hompen brood, en telkens na het slikken dronk hij een teug van zijn wijn, schalks knipoogend naar de anderen, als voerde hij iets heel ondeugends uit, waarin hij groote, stille pret had.

Ze zijn heelemaal blauw van de kou.« »Over de andere waggons heb ik niets te zeggen«. Het einde is dat de kinderen blijven waar ze zijn; een van ons brengt hun brood met boter en kaas; hun lachende gezichtjes glunderen nu nog meer en ze zetten hun tanden in de dikke hompen zwart sowjet-brood, onverschillig voor den gierenden wind en den kletterenden regen.

"Welzeker niet," antwoordde de Baron, driftig: "weg met die liflaffen. Breng een paar hompen ham of een worst, zooals gewoonlijk." "Zoo!" zeide Bouke, die er een schalksch vermaak in schepte, zijn Heer een weinig te plagen: "ik dacht anders dat UEd. niet wel waart en hoofdpijn hadt." "Hoofdpijn? Heb ik dat gezegd? heb ik ooit hoofdpijn? Is de kerel dol?"

Zij hielp mee tafeldekken, hielp nog de kopjes weer wegwasschen; zelf had zij maar één van de drie dikke hompen berogd wittebrood met haar kom koffie er door kunnen spoelen.

Niemand anders had daar veel verstand van, want enkel op kermissen, begrafenis-maaltijden en overhaal-feesten aten zij rund-vleesch. In dikke hompen sneed de oude boer de stukken van elkaar. Zichzelf bediende hij het eerst, aangezien het toch vlak voor hem stond, riep hij, en gaf toen de schotel verder door.

"Oome!... Oome Eli!", riep ze met duchtig geluid om 'm te wekken. "Wel kom binnen, m'n kind," lachte hij zacht. Als hij 't ouwlijk gezichtje met de rood-zeere oogen en 't warrige kroes bezag, dacht-ie aan Esther, de vroeg-doode, de eenige waar-van-ie gehouden. 't Meisje, lichtschuw, stak 'r hoofd door de deurspleet. Ze droeg op een bruinschilfrig bord twee hompen brood, zwartglimmend van stroop.