United States or Tuvalu ? Vote for the TOP Country of the Week !


De temperatuur er van schatte hij op vijf en negentig graden Fahrenheit. En toen Harbert hem vroeg op welken grond hij dit deed, antwoordde hij: "Zeer eenvoudig, mijn jongen, omdat ik kou noch warmte gevoelde op het oogenblik, dat ik er mijn hand indompelde. Het is dus van dezelfde temperatuur als het menschelijk lichaam, dat ongeveer vijf en negentig graden heeft."

"Het zijn koeroekoes, nietwaar?" "Ik zou wel zoo graag een parelhoen of een korhoen gehad hebben," antwoordde Pencroff; "maar zij zullen toch ook lekker zijn?" "Zij smaken uitmuntend, hun vleesch is zelfs zeer fijn," hervatte Harbert. "En, zoo ik mij niet vergis, kan men ze gemakkelijk naderen en met een stok dooden."

"Ja, laten wij geen tijd verloren laten gaan," herhaalde Pencroff. "Harbert, gij kent de kruiden beter dan wij, gij moet ze dus verzamelen. In dien tijd zullen mijnheer Spilett en ik op de zwijnenjacht gaan, en zelfs zonder Top, hoop ik mij toch van eenige stuks meester te maken!"

"Ik wrijf alleen om mij zelf warm te maken evenals gij het er door zijt geworden, Pencroff." Wat er ook gebeurde, zij moesten zich dien nacht ter ruste leggen zonder er in geslaagd te zijn vuur te maken. Spilett, Harbert, Nab en Pencroff strekten zich in een van de gangen op het zand uit en Top sliep aan de voeten van zijn meester.

"Misschien zullen de apen denken dat wij vertrokken zijn en zullen zij zich op nieuw vertoonen. Maar laten Spilett en Harbert zich achter de rotsen verschuilen en bij elke verschijning vuur geven."

Nu en dan, wanneer zij gemakkelijk den oever konden bereiken, landden zij. Dan onderzochten Gideon Spilett, Harbert en Pencroff de kust met hun geweer op schouder, voorgegaan door Top.

Nab en de correspondent waren over hem heen gebogen. "Meester! Meester!" riep Nab uit. De ingenieur hoorde hem. Hij herkende Nab en Spilett, daarna zijn beide andere metgezellen, Harbert en Pencroff; zacht raakte hij hen met de hand aan. Toen kwamen eenige woorden over zijn lippen woorden, die hij zeker reeds meer gezegd had en die duidelijk te kennen gaven welke gedachten in hem omgingen.

Pencroff had niet met genoeg kracht gedrukt, daar hij bang was de phosphorus er af te strijken. "Neen, ik zal het niet kunnen," zei hij, "mijn hand beeft.... De lucifer zal niet afgaan.... Ik kan het niet.... ik wil het ook niet!" En opstaande liet hij de taak aan Harbert over. Zeker was de knaap in zijn geheele leven nog nooit onder zulk een indruk geweest. Zijn hart bonsde.

Toen de zeeman hem een van de eenden voorhield, die Harbert gedood had, wierp hij er zich op als een dier en verslond haar. "Gelooft gij dat hij ooit veranderen zal?" zeide Pencroff, terwijl hij het hoofd schudde. "Misschien," antwoordde de reporter.

Hij wees daarbij naar een dikke rookwolk, die boven den molen, de stallen en andere gebouwen opsteeg. Te midden van dien rook zag men een man. Het was Nab. Zijn lotgenooten uitten een kreet. Hij hoorde het en snelde naar hen toe. Ongeveer een half uur geleden hadden de boeven de bergvlakte verlaten, na haar verwoest te hebben! "En mijnheer Harbert?" vroeg Nab.