United States or Palau ? Vote for the TOP Country of the Week !


Belzemien en Coben waren eenigszins van hun ontroering bijgekomen; Bruuntje, Leonie en Pierken waren weer, onder den invloed van verschillende en afwisselende gevoelens, naar hun werk; en Leontine en Standje verschenen opnieuw, als gewone menschen in hun dagelijksche kleeding in den boomgaard, toen eensklaps, in de zachte, warme, stille lucht, wijd over de rust der weelderige lentevelden, een ver en traag klokkengetamp weergalmde.

Ik herinner mij nog enkele van die jongens en heb ook hun namen onthouden. Er was een Peetse Kins, een Bruuntje Geelewie, en er waren drie broeders: Dolfken, Mielken en Fontje Vervaet.

Nien ik, 'k 'n herken ou niet, antwoordde ik met volle oprechtheid. Bruuntje Geelewie, herinnert-e gij ou Bruuntje Geelewie nie meer? glimlachte hij.

Maar eerst was er voor haar nog iets anders te zien. Daar kwam Bruuntje over 't hof, gebogenloopend naast Baron, dien hij bij zijn halsband vasthield. De oude hond moest in de karn-machine en de ooms namen Leontientje mee om haar te laten zien hoe dat gebeurde.

Ook Standje was uit den "tieprie" gestegen, die Bruuntje met het paard naar de "loeze" terugbracht; en, Leontientje's valies in de hand, keek hij aarzelend-bedeesd en bijna smeekend naar Cordúla, als om haar zwijgend te vragen of ze nu toch werkelijk den harden, droeven moed zou hebben, dat frisch lief kind in de oude, duffe, ongezellige voute-kamer naast haar te doen slapen.

Bruuntje Geelewie! Ineens ging mij een helder licht op! En meteen herleefde ik vol innige emotie, weer in het ver verleden. Bruuntje Geelewie! Mijn tijdgenoot, mijn ijsmakker van vroeger, evenals Peetse Kins, evenals Dolfken, Mielken en Fontje Vervaet, en zooveel anderen! Was d

Belzemien slenterde al van den vroegen ochtend, gekleed als een net buitenheertje, over 't erf, Coben had zijn blauwen kiel afgelegd, droeg schoenen in plaats van klompen en zond halve dagen Bruuntje met de paarden 't werk verrichten dat hij vroeger, met jaloerschen naijver, zelf uitvoerde op den akker.

Enkele knapen bonden reeds hun schaatsen af en de sijsjes in de elzestruiken waren druk onder elkander aan het tjilpen en aan 't piepen, vóór ze zich ergens tot de nachtrust gingen wegschuilen. Ik haalde iets uit mijn zak en gaf het aan Bruuntje. Zijn oogen glommen en hij dankte mij vurig. Ik drukte hem de hand tot afscheid.

Tante lag diep in de aarde begraven, het geld was verdeeld en de "tieprie", die, ruim een week te voren, Leontientje aan het kleine station had afgehaald, stond, met Bruuntje naast het paard, voor den drempel van het woonhuis klaar om haar, met haar vader nu, weer weg te brengen.

He Pier, stoa-je doar vaste gegroeid dan!" riep Bruuntje hem spotlachend toe. En toen eerst kwam de kleine tot bezinning en ging hij heel stil en verlegen naar zijn plaatsje, aan de rechterzij van Bruuntje.