United States or Jamaica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nien ik, 'k 'n herken ou niet, antwoordde ik met volle oprechtheid. Bruuntje Geelewie, herinnert-e gij ou Bruuntje Geelewie nie meer? glimlachte hij.

Kom mee, herhaalde zachter zijn moeder. Och, loat mij hier moar, antwoordde hij ongeduldig. Och, nien, os 't ou b'lieft, Fons,.... begon de moeder dadelijk weer te schreien. Kom, Fons, smeekte nu ook heel zacht, nauwelijks hoorbaar, Lisatje. Hij liet zich meenemen. Zij sloegen den zandigen, kronkelenden karreweg in tusschen het kreupelhout, volop beschenen door de maan.

In dat priëeltje zat Lisatje heel alleen op een bank, met den rug halvelings naar Fonske toegekeerd. Lisatje, wilt-e weere komen poseeren? vroeg hij zacht. Nien ik, hoofdschudde zij kortaf. Hij stond daar even, roerloos en bedremmeld. Woarom niet? vroeg hij eindelijk. Dóáromme! Hij begreep er niets van. Wat had hij haar nu toch misdaan! Toe, kom, streelde hij vleierig.

Zij keek naar het portret, vond het heel mooi, keek dan ook lang en strak naar Lisatje, als wou zij haar geheel ontleden. Es dat 'n vriendinneke van u? vroeg zij eindelijk met een raadselachtigen glimlach. O nie nien 't, mejonkvreiwe, antwoordde Fonske zonder na te denken, met een soort gejaagde onhandigheid. En weer kreeg hij een vuurkleur zonder te weten waarom.

"Nien ik, nien ik, nien ik," zei zij, beslist en krachtig hoofdschuddend. "Al gezeid. Zurgt dan da we zeu gauwe meugelijk de kiste krijgen." En met een korten "goên dag" was de veldwachter weer weg. De nieuwsgierige dorpelingen en de buren, die tot halverwege den boomgaard meegekomen waren, keerden druk-pratend met hem weer terug....

Telkens moest moeder hem met het spijtig: "nien z' jongen, nog niet" teleurstellen. Fonske werd er droevig en neerslachtig onder. Het kwelde hem, het wierp een schaduw over zijn gansche leven: jonkvrouw Elvire zag niet meer naar hem om; jonkvrouw Elvire had hem vergeten.

Es 't zuk nen beuswicht geworden lijk of ge vreesde? Feelken nen beuswicht! Ah nien 't zille meniere! 't Es 't broafste manneken van heul ons hof. Kijk, 't goat doar over den boogoard, mee die kurtewoagen roapen noar de koestal..."

Star keek ik hem aan. Een wereld van herinneringen golfde door mijn gemoed. En ou voader? Leeft hij nog? vroeg ik eindelijk. Een weeke glimlach zweefde over 's jongetjes gelaat. O, nien hij, meniere, hij es al zeu laaë deud! Ach! wat trof mij dat pijnlijk! En wat was het vreemd, dat het mij zoo pijnlijk trof! In al die lange jaren had ik zelfs niet eens meer aan Peetse gedacht.

"Nien ik! nien ik! nien ik!" kreet zij schor, in strak-gespannen houding. Een korte vlam van toorn schoot uit zijn barsche oogen. Hij grijnslachte; maar eensklaps kalm: "'t Es goed; betoal mij dan. 'K goa morgen wig." Het knakte haar plotseling neer als onder een slag.

O, nien nien 't, nien nien 't' hikte Standje klappertandend. Kom, geef mij moar ou hand, 'k zal ou helpen." O, 'k 'n durve bijkans niet," griezelde nu Leontientje.