United States or Azerbaijan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij heeft in zijn tractaten De vita et regimine nobilium enz., die hij voor zijn vriend Brugman tenslotte samenvatte in twee boeken De doctrina et regulis vitae christianorum, aan elk beroep het ideaal van heiligende plichtsvervulling voorgehouden: den bisschop, prelaat, aartsdiaken, kanunnik, pastoor, scholier, den vorst, den edelman, den ridders, den kooplieden, den gehuwden, weduwen, maagden, kloosterlingen.

Songe du viel pelerin, bij Jorga, Phil. de Mézières. p. 423 . Journal d'un bourgeois, p. 214, 289 . Gerson, Opera, I p. 206. Jorga, Phil. de Mézières, p. 506. W. Moll, Johannes Brugman, II p. 125. Chastellain, IV p. 263/5.

In den hemel gaat hij rond, "schyncken ende tappen mit vollen toyten" aan de profeten, "ende sij droncken, dat sij borsten, ende daer spranck David mit sijnre herpen voer der tafelen, recht of hij mijns heren dwaes waer." De groteske Brugman niet alleen, ook de zuivere Ruusbroec geniet de godsminne onder het beeld der dronkenschap. Naast dat der dronkenschap staat het beeld van den honger.

Dion. Cart., Opera, t. XVIII p. 433. Dion. Cart., Opera, t. XXXIX p. 18sq. De vitiis et virtutibus, p. 363, De gravitate et enormitate peccati, ib. t. XXIX p. 50. L.c. XXXIX p. 37. Ib. p. 56. Dion. Cart., De quatuor hominum novissimis, Opera, t. XLI p.545. Dion. Cart., De quatuor hominum novissimis, t. XLI p. 489ss. Moll, Brugman, I p. 20, 23. 28. Ib. p. 320 .

XXXIX p. 496, Mougel, p. 54; Moll, Johannes Brugman, I p. 74; Kerkgesch., II 2 p. 124; K. Krogh-Tonning, Der letzte Scholastiker Eine Apologie, Freiburg 1904, p. 175. Mougel, p. 58. Opera, t. XXXVI p. 178: De mutua cognitione. Vita, Opera, t. I p. xxiv, xxxviii. Vita, Opera, t. I p. xxvi. De munificentia et beneficiis Dei, Opera, t. XXXIV, art. 26 p. 319.

Hij staat even na aan de groote mystici als aan de praktische Windesheimers, aan Brugman, voor wien hij zijn beroemde handleiding voor het christelijk leven schrijft, als aan Nicolaas van Cusa, aan de heksenvervolgers als aan de geestdriftigen voor een zuivering der Kerk. Zijn arbeidskracht moet onverwoestbaar zijn geweest. Zijn geschriften vullen 45 quarto deelen.

O! ’t was een vent, myn Heer, van d’andre weereld; hy Bedroog heel Frankryk met zyn wytze opsneiery. Hy kon, spyt Makelaar, de rechte konst van ’t liegen; Ja zou de Duivel zelf door zyn verstand bedriegen: En praaten, Brugman was een kreng maar by die vent: Zyn daaden stonden op zyn voorhooft vast geprent.

Het is datzelfde natuurlijk verbeelden van het heilige, dat waar te nemen viel in alles, wat de heiligenvereering betreft, in de sermoenen van Johannes Brugman, in de uitgewerkte bespiegelingen van Gerson en de beschrijvingen der hellepijn van Dionysius den Kartuizer. Het is altijd weer de vorm, die den inhoud dreigt te overwoekeren, en hem belet, zich te verjongen.

O ja, natuurlijk, dat weet ik.... je mag praten als Brugman, meneer Georges hoort je allerliefst aan en maakt allerliefst zijn aanmerkingen.... maar koppig.... stokstijf bij wat hij denkt, dat is.... Zij kon niet uit haar woorden komen; ze was zeer boos .... Emilie, wind je nu niet op voor niets! zeide hij bedarend. Totnogtoe hangt alles in de lucht, nietwaar?

Heilo en zijne schriften, Amsterdam, 1866, p. 126; vgl. Hendrik Mande bij W. Moll, Joh. Brugman en het godsd. leven onzer vaderen in de 15e eeuw, 1854, 2 dln., I p. 264. Gerson, Centilogium de impulsibus, Opera, III p. 154. Deschamps, IV p. 322 no. 807; vgl. I p. 272 no. 146: "Si n'y a Si meschant qui encor ne die Je regni Dieu...." Gerson, Adversus lacivas imagines, Op.