United States or Bahamas ? Vote for the TOP Country of the Week !


De rug, de mantel en de bovendekveeren van den vleugel hebben een olijfbruine met groenen weerschijn. Totale lengte 50, staartlengte 20 cM. De hoofdkleur van zijn kleed is olijfgroen.

Bartholomeus Columbus, die den titel van adelantado droeg, trok met 50 goed gewapende mannen uit, om den vijand tegemoet te gaan . Hij had in last, alles te doen wat mogelijk was, om hen tot een vreedzaam terugkeeren aan te sporen, en volstrekt geen geweld te gebruiken, wanneer dit niet zeer noodzakelijk was. Francisco de Porras wilde echter van geen vrede weten.

Nooit was de gedachte in mij opgekomen, dat eilanden, omstreeks 50 of 60 mijlen van elkander verwijderd, en waarvan de meeste over en weer zichtbaar waren; die uit volkomen hetzelfde gesteente bestonden, hetzelfde klimaat deelden en ongeveer gelijke hoogte hadden, verschillende bewoners zouden hebben; doch spoedig zullen wij zien, dat dit inderdaad het geval is.

Kastanjes, 300 gram, worden, nadat zij gedopt en 10 minuten in kokend water gebroeid zijn, gepeld, met 1/2 liter water murw gekookt en door een zeef gewreven. Nu doet men in deze brij 4 eierdooiers, 50 gram geraspte zoete amandelen en 80 gram boter, roert er zooveel geraspt brood door, dat men een dun deeg krijgt en roert er vervolgens het tot stijf schuim geslagen wit door.

Gilbert vond er een van bijna 5 M. hoogte en 27 M. omtrek; terwijl van een tweede de omtrek ongeveer 50 M. bedroeg. Hoogst waarschijnlijk worden de kolossaalste van deze heuvels door verscheidene opeenvolgende geslachten gebruikt en ieder jaar vergroot.

Bij het omzeilen van Afrika door stormen beloopen, dwaalden eenige schepen, waarbij dat van den onder-admiraal Wijbrand van Waerwijck, naar het eiland Mauritius af. Hier vonden de reizigers in grooten getale een soort van Vogels, die in staat waren om te vliegen, een Zwaan in grootte overtroffen en wel 50 pond zwaar waren.

Reeds den tweeden dag krijgen wij bezoek van Papoea's, die met 50 en 60 tegelijk gewapend aan komen zetten; het kost heel wat moeite om onze eigen menschen goed aan het werk te houden, want deze kerels, die vlak bij Motorbivak hunne kampongs hebben, brengen veel sago, pisang en andere lekkernijen mede.

Ze vertellen ons niettemin zeer vriendelijk, dat er morgen een groote jacht zal zijn, en dat als wij op die en die plaats gaan staan, wij de gemzen zullen kunnen zien voorbijkomen. De gems is hier geen legendarisch dier zooals in Zwitserland; integendeel, men ontmoet er soms troepen van 50 tot 100 stuks, en als ze niet gejaagd worden, kan men ze wel eens tot op vijftig pas naderen.

De Silva's geheimhouding van het eigenlijke plan had dus wel degelijk doel getroffen. En moge de grootsche onderneming zelf ook al geheel mislukt zijn, de misleiding van den vijand ten opzichte van de beraamde plannen is voor de Spanjaarden, zooals wij nader zullen zien, zeer zeker van onberekenbaar belang geweest. Drie weken toch, nadat Don Juan de Silva met zijn vloot uit Manila vertrokken was, verscheen Joris van Spilberghen daar in de baai. Deze was reeds den 6en Aug. 1614 uitgezeild met last om door de straat van Magelhaens te varen, den Spanjaarden aan de Westkust van Amerika zooveel mogelijk nadeel toe te brengen en zich daarna naar de Oost te begeven. Deze last was nauwkeurig door hem opgevolgd. Wel had De Silva van de aankomst van Spilberghen in Zuid-Amerika gehoord, maar toen hij in ongeveer twee jaar niets meer van hem had vernomen, meende de Spaansche gouverneur, dat die Hollandsche vloot vernietigd was en hij Manila dus gerust verlaten kon. Den 9en Febr. bereikte Spilberghen echter de Philippijnen, voorzag zich op het eilandje Capoel van levensmiddelen en zeilde daarna langs de Zuidkust van Luçon naar Manila. Natuurlijk heerschte hier na zijne verschijning algemeene ontsteltenis. De stad was zoo goed als weerloos. Geen troepen, geen geschut; wapens, ammunitie, alles ontbrak. De bewoners vreesden reeds weldra de Hollanders in hun stad te zullen zien. Hun stadhouder Don Andrés de Alcazar nam echter alle maatregelen, die hij nemen kon en bracht de daar nog liggende schepen zoo goed mogelijk in staat van tegenweer, deed de kanonnen herstellen en liet, om hiervoor ijzer te verkrijgen, de vroeger weggeworpen slakken zelfs weer smelten. De Chineezen bekwamen voor iedere drie arrobas erts, die ze hieruit verkregen, een loon van drie realen. Burgers en monniken oefenden zich in den wapenhandel , en toch zou alles vergeefs geweest zijn, indien Spilberghen niet van gevangenen het bericht had vernomen, dat De Silva naar de Molukken was afgezeild. Nu besloot hij, na 15 dagen in de baai vertoefd en vergeefs getracht te hebben eenige gevangenen te bevrijden, om zoo spoedig mogelijk naar deze eilandgroep te gaan. Den 20en Maart kwam hij te La Caldera. Hier vernam hij de valsche tijding, dat de vijandelijke vloot zich nog in Otong op Panay bevond. Hij werd tusschen La Caldera en het eiland Basilan, in de straat Basilan, door windstilte een tijd lang opgehouden, van welke gelegenheid de Mindanaers gebruik maakten om hem hun hulp tegen de Spanjaarden aan te bieden met een vloot van 50 "scheepkes", terwijl ze hem een brief van Reaal vertoonden, waarin deze hen zijn groote vrienden noemde . In Ternate gekomen deelde hij natuurlijk onmiddellijk aan Reaal mede, dat, zooals hij ook werkelijk meende, de Spanjaarden zeer spoedig in de Molukken zouden verschijnen. Men besloot dus den vijand hier af te wachten. Den 1en Juni voegden zich nog bij hen eenige schepen uit Banda en Ambon , waarop zich Van der Haghen en de andere raden uit Indië bevonden, waarna deze overgingen tot het kiezen van een nieuwen gouverneur-generaal. De keuze viel op Reaal. Nu rees de vraag op welke wijze deze groote macht, zeventien schepen, die hier toevallig bijeen was, het best kon worden gebruikt tot heil en voordeel van de Compagnie. Zouden ze in de Molukken blijven en trachten het Spaansche fort op Ternate of Tidore te veroveren; of was het beter den vijand in de Philippijnen te bestoken? Tot het laatste besloot men. Jan Dirksz Lam werd als bevelhebber aangesteld en den 1en Sept. vertrok hij met een vloot van tien schepen van Malayo. Reeds den 17en arriveerde hij aan La Caldera om daarna op advies van Reaal Otong op Panay aan te doen. Den 30en Sept. bereikten zij deze plaats, waar de Spanjaarden een fort hadden, dat men den volgenden dag gewapenderhand zou trachten te nemen, om vandaar ongehinderd eenige beesten te halen, "die er in abondantie te becomen zijn" . Dit mislukte echter. Quinones, de aanvoerder der Spanjaarden, gewaarschuwd door Geronimo de Silva, ontving hen dapperder dan zij hadden verwacht, en met verlies van 14 of 15 man en eenige gekwetsten werden zij teruggeslagen. Lam zegt, "tselve door ons binnen 8 ofte 10 dagen door belegh wel hebben connen geforceert geworden", maar dit achtten zij niet raadzaam, omdat dan de moesson te veel zou verloopen. Denzelfden dag scheepten zij zich dus weer in, deden 16 Oct. Marinduque aan om water in te nemen, van welke gelegenheid drie man gebruik maakten om naar den vijand over te loopen, verbrandden kort daarop het dorp Baradero en kwamen den 18en Oct. in de baai van Manila aan. Eerst den 12en dezer maand hadden zij vernomen, dat Don Juan de Silva te Malakka was gestorven en de vloot reeds vier

Hij verklaarde, dat bij de Engelsche vloot zeker 50 schepen waren, die het Hollandsche admiraalsschip in grootte overtroffen. Beslist gaf hij te kennen, dat hij niet weder in zee wilde steken, als de vloot niet voldoende kruit en lood aan boord had. Ook de Ruyter verklaarde, dat hij niet in zee ging, als de vloot niet zeer versterkt en goed bewapend werd. De Staten traden thans krachtig op.