United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ook de Groote Gele Kwikstaart broedt vroeg in de lente: voor de eerste maal reeds in April, voor de tweede maal niet later dan Juli. Zijn lengte bedraagt gemiddeld 17 cM. met inbegrip van den 7 cM. langen staart.

De snavel is groengeel; bij de volwassen Vogels heeft de voorhoofdsplaat een fraaie, hoogroode kleur. De lichtgroene voet heeft boven het spronggewricht een rooden band. Totale lengte 31, staartlengte 6 cM. De jongen hebben een valere, meer olijfbruine kleur, wit gemarmerde onderdeelen en grijsbruine oogen.

De Eland-antilope (Buselaphus oreas) bereikt eene totale lengte van bijna 4 M., waarvan 70 cM. op den staart komen, een schofthoogte van 1.5

Spoedig geraken zij gewoon aan 't leven in de kooi, nemen eenvoudigen kost voor lief en kunnen bij behoorlijke verzorging jaren lang als gevangenen in 't leven gehouden worden. Het oog is bruin, de snavel grauwzwart, aan den wortel lichter, de voet loodkleurig grijs. Totale lengte 21, staartlengte 6 cM.

Uit een niet zeer zwaren bol ontwikkelen zich, lange, stevige donkergroene bladeren, uit welker midden in Augustus of September, de ongeveer 20 cM. lange, krachtige bloemsteng ontspruit, die talrijke, zeer fraaie, roode bloemen draagt. Er zijn verscheidene variëteiten van bekend, ook een met witte bloemen. De cultuur is zeer eenvoudig.

Het jeugdkleed heeft een roodachtig bruingrijze grondkleur, waarop vlekken voorkomen, omdat de vederen van de rugzijde ieder afzonderlijk lichtgele schachtvlekken en zwartachtige randen hebben. De lengte van het mannetje bedraagt 7 cM.; het wijfje is een weinig kleiner.

De snavel is zwart, de oogen zijn bruin, de pooten bruinachtig geel. Totale lengte 12, de staartlengte 4 cM. De Oranjewever bewoont alle doerra- en dohhenvelden van de waterrijke gewesten, die zich van het midden van Nubië tot diep in het binnenland van Afrika uitstrekken.

De baarden zijn niet bevestigd aan de kaakbeenderen of aan andere beenderen van den kop, maar aan de nagenoeg 2 cM. dikke huid, die het gehemelte bekleedt. Zij bestaan niet uit een beenachtige zelfstandigheid, maar uit hoorn, en komen dus volstrekt niet met tanden overeen.

Haar verbreidingsgebied omvat bijna alle hierboven aangeduide landen en eilanden, waar leden van de onderfamilie voorkomen; haar levenswijze is reeds in de inleiding geschetst. Haar wit, met een licht rozerood waas overtogen kleed is zeer fraai en getooid met een prachtige kuif, die uit meniekleurige veeren van 17 cM. lengte bestaat, welke van onderen door witte veeren overdekt zijn.

De kop, de hals en de nek, de geheele onderzijde, de onderrug en de staart zijn schitterend wit, de bovenrug en de vleugels leikleurig blauwzwart, de spitsen van de slagpennen wit. Het oog is zilvergrijs, de oogring vermiljoenrood, de snavel geel met een hoogroode vlek aan de onderkaak vóór de spits, de voet licht grijsgeel. Totale lengte 73, staartlengte 20 cM.