United States or Oman ? Vote for the TOP Country of the Week !


Gevolg: Niemand benijdt een ander om diens voortreffelijkheid, dan alleen zijns gelijke. Bewijs. XXIV v.d. Opmerking St. XIII v.d. Opmerking St. XI v.d. Opmerking St. IX v.d. Derhalve kan ook zijn eigen begeerte niet belemmerd worden door, d.w.z. Opmerking St. XI v.d. Wel echter zijns gelijke, van wien ondersteld wordt dat hij denzelfden aard heeft. H.t.b.w. Stelling LVI.

Het sonnetXXIV) waarin Dante de nadering achter elkaar van Monna Vanna (Cavalcanti's geliefde), bijgenaamd Primavera, en Monna Bice beschrijft, eindigt: En Amor sprak wel heeft mijn geest 't vernomen Déze is de Lente en Liefde noem ik h

Zoo spreekt hoofdstuk XXII van het "openen van den mond", terwijl in XXIV en XXV vermeld wordt hoe het denkvermogen weder begint te werken in dit nieuwe astrale leven; wij lezen n.l.: Het Hoofdstuk over: een mensch geheugen te doen bezitten in de onderwereld.

St. XXXII v.d. Gevolg v. St. VII v.d. XXIV en XXVIII v.d. Gevolg v. St. VI v.d. H.t.b.w. Stelling XXXVII. Bewijs. Definitie II v.d. Maar dit is in strijd met het onderstelde. Derhalve kan het niet tot het wezen van B behooren, noch tot het wezen van eenig ander bijzonder ding. H.t.b.w. Stelling XXXVIII.

Toelichting: Gewoonlijk wordt tegenover Nijd Barmhartigheid gesteld, welke dus, tegen de gewone beteekenis van het woord, als volgt kan worden omschreven: XXIV. Barmhartigheid is Liefde, voorzoover zij den mensch er toe brengt, zich over eens anders geluk te verblijden en omgekeerd zich over diens ongeluk te bedroeven.

Daarom noem ik gene een slaaf, deze evenwel een vrij mensch, over wiens karakter en levenswijze ik thans nog kortelijks een en ander wil opmerken. Stelling LXVII. De vrije mensch denkt aan niets minder dan aan den dood; zijn wijsheid bestaat niet in bepeinzing van den dood, maar van het leven. Bewijs. St. LXIII v.d. St. XXIV v.d.

Zoo komen wij dan tot de slotsom, waartoe ik reeds in het tijdschrift "Volkskunde" XXIV , bl. 4 vlg. geraakte, dat volkskunde is: de systematische, rationeele navorsching van den ondergrond der kultuur. Zij is de ethnologie der kultuurvolken.

Welke eene naauwlettende zorg spreekt zich uit in verordeningen, by de Art. XX, XXIV, XXVII, inhoudende: Vee, den eigenaar tot zijn daaglijkschen arbeid noodig, mag voor geenerlei schuld in pand worden genomen.

Het ruimst treft men dit type aan bij de groote boerenhoeven, de zoogenaamde "pachthoeven". De kleinere hoeven daarentegen behelpen zich vaak met de beide dwarsgebouwen en begrenzen de mestvaalt door een schop. Ook in Belgisch Limburg is dit type sterk verspreid; volgens Claerhout, Biekorf XXIV, bl. 312, wordt het verder aangetroffen in Oostvlaanderen, Brabant, Henegouwen, Luik en Namen.

Het eerste beginsel der deugd is het eigen wezen in stand te houden (vlg. Gevolg St. XXII v.d. D.) en datwel onder leiding der Rede (vlg. St. XXIV v.d. D.). Wie dus zichzelf niet kent, kent den grondslag aller deugden en bijgevolg die deugden zelf evenmin. Verder is handelen uit deugd niets anders dan handelen volgens leiding der Rede (vlg. St. XXIV v.d. D.). Wie echter volgens leiding der Rede handelt, moet (vlg. St. XLIII D. II) noodzakelijk weten d