United States or Tunisia ? Vote for the TOP Country of the Week !


121 Vastgezet in het slijk, zeggen zij: "Onblijde waren wij in de liefelijke lucht, welke de zon vervroolijkt, binnen-in ons dragende den walm der zwaarmoedigheid: 124 dus worden wij nu bedroefd in de zwarte modder." Dit gezang borrekikken zij in den strot daar zij het niet kunnen zeggen met volkomene woorden."

124 Toen zag ik Virgilius zich verwonderen over genen, die op het kruis zoo vuig was uitgestrekt in de eeuwige ballingschap. 127 Voorts richtte hij deze woorden tot den broeder: "Niets misvalle u, indien het u vrijstaat, ons te zeggen, of naar de rechter hand eenige opening ligt,

118 voorhenen duizend leeuwen tot buit erlangdet; en van wien het nog schijnt dat men gelooft dat, indien gij bij den hoogen oorlog uwer broeders waart geweest, 124 doe ons niet gaan tot Tityos of Typhon: deze vermag te geven datgene waarnaar men hier begeert: daarom nijg u en verdraai niet den muil.

Brandt, 583; de Jonge, II b 445, en omtrent andere Friezen III a 124, 130, 145, 269, 292, 380. Van Jacob Binckes hebben wij in den tekst gesproken, doch zouden zijn leven gaarne nader afzonderlijk bewerkt zien, vooral, dewijl de Jonge op zoo menigvuldige plaatsen van het 3e dl. daarvan belangrijke berigten heeft medegedeeld.

384. wort, praesens? ook 726, 727, 731, 732; maar wort praet. bij werden, wert 972, 1093, 1126, 1576, 1801. 407. die, naast dien; passim, vgl. Van Helten, Vondels Taal, § 124; Mndl. Van Helten, Vondels Taal, § 206, en Add. Maar al te veel bloemen staan dag aan dag te pronken; een frisse stengel hebben ze, maar niemand heeft er lust in.

121 uwe beenen bij de steekspelen van Toppo." En nadat wellicht de adem hem faalde, maakte hij van zichzelven en een tak een kluwen. 124 Achter hen was het woud vol van zwarte, gierige en rennende honden, als hazewinden, die van den ketting waren losgebroken. 127 In hem, die zich geplet had, sloegen zij de tanden, en ze scheurden hem in stukken en voort droegen zij die pijnlijke ledematen weg.

En toch hebben we in den taalschat onzer vaderen wel degelijk vaderlandsche namen, die, in goed Nederlandsen, waardige vormen zijn voor de Grieksche of Latijnsche doopnamen. Zie verder Joh. LXXXIV vlg.; Onze Voornamen, in De Gids, Aug. 1890, bl. 448 vlg.; Verdam, Geschiedenis der Nederl. Taal3, bl. 124 vlg.

121 De Navarrees gebruikte wel zijn tijd; hij zette de zolen vast op den grond en in één wip sprong hij en ontkwam hij aan hun voornemen. 124 Elk stond plotseling hiervan versteld, maar hij het meest, die oorzaak was van het mislukken: daarom maakte hij zich op en schreeuwde hij: "Ik pak je."

121 Ai mij ellendige! hoe sidderde ik, wanneer hij mij greep, tot mij zeggende: ""Wellicht dacht gij niet dat ik een redekunstige was!"" 124 Naar Minos droeg hij mij: en die kronkelde acht malen zijn staart over zijn harden rug; en, nadat hij uit groote woede zich zelven daarin gebeten had,

124 Altijd moet de mensch voor die waarheid, die schijn van leugen heeft, de lippen sluiten voor zoover hij dat kan, omdat zij zonder schuld te schande maakt; 127 maar hier kan ik haar niet verzwijgen: en bij de letterteekenen van deze Comedia zweer ik, zóó waarlijk mogen zij niet van langdurige gunst verstoken zijn,