United States or Republic of the Congo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik loop dus naar het venster, en nadat ik het opschrift van het uithangbord schuin over ons van achteren naar voren gespeld en gelezen heb, blijft mijn oog rusten op datgene, wat het paard op straat heeft achtergelaten; dan kijk ik naar de musschen, die er haar voer uit pikken, en de kat, die ze beloert, en den hond, die de kat wil grijpen totdat paard, musschen, kat en hond, alle verdwijnen.

Zij keken met de grootste aandacht, heelemaal in beslag genomen door iets wat ik niet zien kon; en, na een korte aarzeling, trokken zij den winkel binnen. Ik had 't gevoel van iemand, die een prooi beloert, welke niet mag ontsnappen.

Kostelijk vermaakten mij de verschillende manieren, waarop een dezer dieren, hetwelk ten volle besefte dat ik het bespiedde, de aandacht poogde te ontwijken. Gedurende een poos lag het roerloos, om dan steelswijs een paar inches naar voren te komen, evenals een kat eene muis beloert, waarbij het soms van kleur verwisselde.

De heer kijkt naar de illustratie van het uithangbord, binstdat de dame nauwkeurig de hoeden beloert. Hij is verduldig. De dame zal straks verduldig zijn. Maar dat is een zotte leven! meende Goedele. Die menschen zijn getrouwd, zei Ameye. Hij liet haar naderhand vragen wat hij omtrent het huwelijk dacht, en hij beweerde dat de beteekenis van het huwelijk grootendeels in die boutade besloten lag.

Hij weet, dat dit hem op tamelijk grooten afstand ruikt en snelvoetig genoeg is om hem te ontkomen. Daarom beloert hij de in 't wild levende dieren, of besluipt hen uiterst voorzichtig onder den wind, dikwijls in gezelschap van andere dieren zijner soort; hij wacht hiervoor volstrekt niet altijd den nacht af, maar doet dit ook wel, als de zon schijnt.

De Veldmuizen, die hij als een Kat beloert, weet hij loopend zeer geschikt te vangen; na den buit door een krachtigen snavelhouw buiten gevecht gesteld te hebben, grijpt hij hem met den snavel aan, stoot hem herhaaldelijk tegen den grond, waardoor alle beenderen breken en verzwelgt vervolgens het letterlijk verpletterde slachtoffer. Ook de Insecten worden vóór het doorslikken gedood.

Deze en gene leert echter bij toeval den mensch kennen als een zeer gemakkelijk te overmeesteren schepsel, en kan dan zeer gevaarlijk worden, omdat hij niets kwaads vermoedende en weerlooze personen beloert en deze onverwachts overvalt. Zoo wordt hij in sommige gevallen niet slechts stoutmoedig, maar zelfs verregaande brutaal.

Hij gaat echter ook op de vischvangst; bij beken, meren en vijvers beloert hij de Visschen, springt hen plotseling in 't water na, duikt en grijpt ze zeer behendig; naar men zegt, haalt hij ze 's winters zelfs van onder het ijs weg. Bovendien houdt hij veel van honig en vruchten. Zijn bloedgierigheid is groot, hoewel minder dan die van de eigenlijke Marters.

In het Noorden waar het klein wild talrijk, het groot wild schaarsch is, veroorzaakt de Los betrekkelijk weinig schade. In de gematigde gewesten daarentegen maakt hij zich zoowel bij den jager als bij den herder gehaat, niet alleen omdat hij veel meer dieren doodt, dan hij voor zijn voeding noodig heeft, maar ook omdat hij van een prooi slechts het bloed oplekt en het lekkerste stukje eet, het overige echter liggen laat ten buit voor de Wolven of Vossen. Hier keert hij hoogst zelden tot het door hem gedoode dier terug; wel doet hij dit, in streken, die arm aan wild zijn, zooals Lijfland; zelfs zoo, dat hij gedurende eenigen tijd in de nabuurschap blijft en de jacht nagenoeg geheel schijnt te laten varen. Geheel anders gedraagt hij zich in streken, die rijk zijn aan wild en vee. In de Zwitsersche Alpen beloert hij, volgens Schinz, Dassen, Marmotten, Hazen, Konijnen en Muizen, sluipt de Reeën in het bosch, de Gemzen op de Alpen na, overvalt Woer-, Berk-, Hazel- en Sneeuwhoenderen en onderneemt rooftochten tegen de Schapen, Geiten en Kalveren. Volgens Bechstein doodde een Los in één nacht 35 Schapen, volgens Schinz moordde een dergelijk Roofdier in nog korter tijd er 30

Het voedsel van den IJsvogel bestaat hoofdzakelijk uit kleine Visschen en Schaaldieren, bovendien uit Insecten; met deze worden meer bepaaldelijk de jongen grootgebracht. Van een keuze van bepaalde soorten van Visschen is bij hem geen sprake; hij neemt die, welke hij krijgen kan en ziet zelfs kans om een tamelijk grooten Visch mee te voeren. Hij beloert deze als de Kat een Muis.