Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juli 2025


De mogelijkheid is dus geenszins uitgesloten, dat de Verbondsstaten op grond van art. 25 als een van de voorwaarden om te mogen toetreden, zouden stellen, dat het bedoelde recht in de wet worde erkend.

Hier kan echter tegenovergesteld worden de stellige verklaring in het Commissie-rapport van de Conferentie van Parijs, die in dat van de Berlijner Conferentie nog eens is herhaald, dat het artikel wel degelijk de verplichting oplegt aan de Verbondsstaten, het recht van beslaglegging bij zich te erkennen . Speciaal wordt er daar nog op gewezen, dat men uit de in het artikel gebezigde uitdrukkingen ten onrechte het tegendeel heeft willen afleiden.

Tegenover de andere Verbondsstaten, waarmede Nederland geen tractaten heeft gesloten, zullen beperkingen als de bovengenoemde op afzonderlijke wetten moeten berusten. Gaan wij eerst na, wat Nederland op dit punt van de andere staten heeft te verwachten, wat dus de toestand zal zijn van de Nederlandsche werken in het overige gedeelte van het Verbond.

Het eerste lid van artikel 7 is zooals ik reeds opmerkte niet meer dan eene beginselverklaring. Het beteekent, dat de Verbondsstaten in het algemeen een duur van vijftig jaren na den dood des auteurs wenschelijk achten, doch het houdt voor hen niet de verplichting in, hunne wetgeving daarmede in overeenstemming te brengen.

Op verschillende wijzen hebben de Verbondsstaten deze materie, binnen de grenzen, die de Conventie hun stelt, geregeld en dit heeft een toestand in het leven geroepen, die vrij ingewikkeld is en in de verhoudingen tusschen sommige Verbondsstaten tot allerlei moeilijk op te lossen vragen aanleiding heeft gegeven .

Uitzonderingen op den regel worden, zooals gezegd, door de Conventie zelve niet gesteld, doch aan de Verbondsstaten wordt overgelaten ze onder elkander of ieder voor zich vast te stellen. Ontbreken zoodanige verdragen, dan staat het den Verbondsstaten vrij, over de invoering der Conventie op hun gebied in de binnenlandsche wetgeving eene regeling vast te stellen.

De Verbondsstaten zijn derhalve verplicht, aan de auteurs van werken uit andere Verbondslanden, behalve de andere hun toekomende rechten, ook het bijzondere recht tot het leggen van beslag toe te kennen. Aan deze verplichting kan niet op andere wijze worden voldaan dan door eene wettelijke regeling.

De vier artikelen, die nu volgen, betreffen de huishoudelijke inrichting van het Verbond: de inrichting en werkkring van het internationale Bureau te Bern, de wijze waarop dit wordt geadministreerd en de verdeeling van de kosten over de verschillende Verbondsstaten; verder de regeling der herzieningsconferenties.

Twijfelde dus niemand aan de bevoegdheid van elken Verbondsstaat, om aan de auteurs uit andere landen eene meer uitgebreide wettelijke bescherming te verleenen dan die welke uit de bepalingen der Conventie voortvloeide; sommigen gingen nog verder en beweerden dat de Verbondsstaten verplicht waren de rechten van de inlandsche wet, voorzoover zij boven het minimum der Conventie uitkwamen, ook aan de auteurs der andere landen te verleenen.

Eenzelfde verklaring werd daar ook namens Spanje gedaan . Deze twee staten zullen dus bij de bekrachtiging der Conventie 1908 artikel 8 niet aanvaarden, maar zich houden aan de bepaling van art. 5 Conventie 1886, gewijzigd door de Add. Acte van Parijs. Daarentegen bestaat er alle kans dat Zweden en Noorwegen, de twee eenige Verbondsstaten, die de Add.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek