Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juli 2025


Het is nogal van belang, dat een stek niet te diep in de aarde, maar toch goed vast staat. De verzorging bestaat nu hoofdzakelijk in het gelijkmatig vochtig houden der aarde, wat men bereikt, door de stekken geregeld met water, dat de temperatuur van het vertrek heeft, te besproeien. Al naar het weer is, geschiedt dit besproeien een tot driemaal per dag.

Om nu een goed wortelen der stekken te bevorderen, moeten zij besloten staan. Het beste doet men, een houten bakje, ter grootte van een sigarenkistje, te maken. In den bodem van het kistje moeten enkele drainagegaten geboord worden, waarop scherven, met de holle zijden naar onder; worden gelegd. Hierop legt men nog een laagje scherven en daaroverheen een dun laagje turfmolm.

De Coprosma is zeer dankbaar; zij stelt zich gedurende den winter tevreden met een temperatuur van 40°-50° Fahr.; zij groeit des zomers buiten in het bloemenrekje en laat zich zeer gemakkelijk door stekken voortkweeken.

Op gelijke afstanden werden tien kuilen gegraven en de stekken daarin gezet; ten einde de jonge planten tegen de verzengende zonnestralen te beschutten, liet ik een aantal dik gebladerde tamarindeboomen staan, die voldoende schaduw gaven. De boompjes schoten spoedig wortel en groeiden prachtig op; verscheidene staan reeds in bloei en zullen toekomende jaar, hoop ik, een flinken oogst opleveren."

Ook het voor de zon schermen kan langzamerhand nagelaten worden. In plaats van houten kistjes kan men ook gewone bloempotten, van 10 cM. middellijn, tot het steken van stekken gebruiken. De gesloten warme lucht krijgt men, wanneer potten gebruikt worden, door die met een stolp te bedekken.

Gewoonlijk snijdt men een stek dicht onder een oog af, omdat de ervaring geleerd heeft, dat op deze wijze afgesneden stekken, vooral bij kruidachtige planten, het gemakkelijkste wortel slaan. Er zijn echter ook uitzonderingen. De laatste bestaat slechts uit één blad, met het daarbij behoorende stengeldeel, en wordt zóó geplant, dat zij tot aan den bladvoet in de aarde komt te staan.

Behalve de oorspronkelijke soort, worden twee variëteiten gekweekt; een zeer gedrongene, de M. moschatus compactus, en een met groote bladeren, de M. moschatus Harrisonii. De Muskusplant is winterhard; zij wordt echter steeds in potten gekweekt en wel in veen- of broeiaarde. De voortkweeking geschiedt zeer gemakkelijk door zaden, stekken of deeling der oude plant.

Heeft men de stekken op deze wijze opgepot, dan moeten zij direct, met een broesgietertje, flink aangegoten worden, opdat de aarde goed doorvochtig wordt. Totdat de stekken zich tot volwassen planten hebben ontwikkeld, moeten zij natuurlijk nog verscheidene malen verplant worden.

De onderste einden van de twijgen tooien zich des zomers met scharlakenroode vlinderbloemen, die in dichte bosjes bij elkander staan. Deze schoone ampelplant groeit in bijna iedere aardsoort; zij verlangt 's winters slechts zeer weinig warmte en staat des zomers het liefst buiten in het plantenrekje, mits dit beschaduwd is. De voortkweeking geschiedt door stekken of zaden.

In Maart of April snijdt men van sterke scheuten stekken, die, zoodra zij beworteld zijn, in potten van 10 cM. wijdte worden gezet. Deze zomerstekken laat men op één scheut doorgroeien, door alle zijscheuten tijdig te verwijderen; aan dezen éénen scheut laat men, zoodra de knoppen goed zichtbaar zijn, slechts den sterksten zitten; al de andere worden weggebroken.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek