United States or Chad ? Vote for the TOP Country of the Week !


De kolossaal lange, dikke zijdelings samengedrukte snavel is van voren met een krachtigen haak en aan de zijden met scherpe, snijdende randen gewapend; de snavelrug is een weinig binnenwaarts gebogen, de benedenrand van de onderkaak meer of min recht.

De Reuzenalk of Pingoeïn-alk [Plautus (Alca) impennis] wordt te recht beschouwd als vertegenwoordiger van een afzonderlijk geslacht. Hem kenmerken, behalve de aanzienlijke grootte, vooral de rudimentaire vleugels, die voor 't vliegen geheel ongeschikt zijn, hoewel alle soorten van vleugelveeren, zij het dan ook in onvolkomen toestand, aan de voorste ledematen voorkomen. De snavel is langwerpig, de snavelrug maakt van den wortel tot aan de spits een flauwe bocht; de ondersnavel is ondiep binnenwaarts uitgehold; de geheele snavel zeer hoog, maar buitengewoon smal; de zijrand van den ondersnavel is nagenoeg rechtlijnig van den mondhoek tot vóór het neusgat, verderop een weinig naar boven gekromd en aan de spits weer benedenwaarts gericht; de zijden van 't voorste deel van den snavel zijn boven met 6

De oogen zijn karmijnrood, de bovensnavel met den geheelen "hoorn" is rood, in wasgeel overgaand, de ondersnavel geel met roode spits, de ruimte tusschen den "hoorn" en den eigenlijken snavel van voren gezien zwartachtig, een smalle streep op den snavelrug donkerbruin, het wortelgedeelte van den snavel loodkleurig zwart, de naakte huid om de oogen zwart.

Hun snavel is betrekkelijk klein; de beide kaken zijn gebogen en langs de zijranden getand; de kielvormige snavelrug puilt een weinig uit, maar is niet tot een "hoorn" uitgegroeid. Het geheele midden van den kop is donkerbruin, de oorstreek bruinachtig, een breede streep aan weerszijden van den hals zwartbruin, door een witte streep van den bovenkop gescheiden.

De oogen zijn bruin, de naakte streek rondom de oogen is leikleurig zwart; de bovensnavel heeft een geelachtig witte kleur, met uitzondering van den mondhoek, den uitstekenden rand aan den snavelwortel en de afgeronde groeve op den snavelrug die zwart zijn; de ondersnavel daarentegen is geheel en al zwart met een witten rand aan den wortel; de voeten zijn groenachtig grijs.

De zeer groote, hooge snavel, welks rand eenige inkervingen vertoont, is schel oranjerood, op en bij den snavelrug en aan de spits van de onderkaak vuurrood; de spits van den bovensnavel en de rand van den snavel vóór de veeren van den kop zijn zwart; de driehoekige vlek vóór het oog is dooiergeel, de ring om het oog kobaltblauw, de iris donker flesschengroen, de voet lichtblauw.

De Stormvogels i. e. z. (Procellariinae), die de tweede onderfamilie, de kern van de orde, vormen, hebben een forsch gebouwden romp met korten hals en grooten kop; hun snavel is korter dan de kop, stevig en hard, met voren aan de zijden, waardoor de spits van den bovensnavel, die in een sterk gekromden haak eindigt, als 't ware van het overige deel is afgescheiden; ook van de onderkaak is de spits benedenwaarts gebogen; de neuskokers, aan welker voorste uiteinde zich de neusgaten bevinden, zijn onderling en met het achterste deel van den snavelrug vergroeid; de voet is middelmatig groot en dik en heeft een korten, zijdelings samengedrukten loop; de drie voorteenen zijn vereenigd door volkomen zwemvliezen, de achterteen wordt slechts door een klein wratje aangeduid; de vleugels gelijken op die der Meeuwen, maar zijn spitser en minder lang; de staart is uit 12

Hunne neusgaten zijn niet in den snavel gelegen, maar daarachter, in een inham aan weerszijden van den bij het voorhoofd afgeplatten snavelrug. De staart is lang en min of meer trapvormig.

Zijn snavel is zeer dik, de lengte overtreft de breedte en de hoogte slechts weinig; de bovensnavel is bij het begin van den snavelrug plat en aan de zijden door een boogvormig naar achteren gerichte lijn van den voorkop afgescheiden; de ondersnavel is zeer breed; de vleugels zijn middelmatig lang, de staart is kort en afgerond.

De snavel, die dezen Vogel de eer heeft verschaft van als een overgangsvorm tusschen de Koekoeken en de Pepervreters beschouwd te worden, is langer dan de kop, groot, dik en stevig, aan den wortel tamelijk hoog en breed, zijdelings samengedrukt, met sterk gebogen snavelrug en haakvormig gekromde spits.