Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 juli 2025
Hare opgewektheid en bedrijvigheid verschaffen haar warme vrienden; zij laten haar uitmuntend gezang reeds hooren in de eerste maanden van het jaar, als de andere Vogels nog zwijgen. Tot deze onderfamilie behooren ruim 100 soorten. Zij zijn over alle landen van het oostelijk halfrond verbreid; in Amerika worden zij niet gevonden.
Wegens hunne korte vleugels is hun wijze van vliegen meer wankelend, minder vast dan die van de Raven; zij zijn niet in staat zich tot aanzienlijke hoogten te verheffen en denken er nooit aan zich, evenals de leden der vorige onderfamilie, met vliegoefeningen te vermaken. Ook op den bodem zijn zij niet goed thuis, hun gang is gewoonlijk een gebrekkig huppelen.
In de eerste onderfamilie vereenigt men de Spitsmuizen in engeren zin (Soricinae). Zij vormen de kern van de familie, hebben 28
In den regel is het verschil van kleur tusschen het mannetje en het wijfje gering, tusschen de ouden en de jongen groot. De leden van deze onderfamilie, ongeveer 80 in getal, zijn verbreid over de Oude Wereld en Australië. In Indië en Afrika zijn zij bijzonder talrijk, in het noorden evenwel slechts door één enkele soort vertegenwoordigd.
Wij kunnen alleen de belangrijkste leden van deze vormenrijkste onderfamilie van de Herkauwers behandelen. Tot deze groep behooren verscheidene ondergeslachten, waarvan wij er drie zullen beschrijven, n.l. de Hertgeit-antilopen, de Gazellen en de Spring-antilopen.
Ook bij 't eten gaat hij niet op den grond zitten; hier komt hij niet anders dan als hij baden wil. Deze is, volgens Von Rosenberg, de meest algemeen verbreide vertegenwoordiger van de onderfamilie, aanmerkelijk kleiner dan de vroeger genoemde soorten, ongeveer van de grootte van een kleine Lijster.
Alle leden van deze onderfamilie zijn zeer onrustig van aard, houden veel van beweging en zijn van 't opgaan tot aan 't ondergaan van de zon bijna voortdurend werkzaam. Den nacht brengen zij aan den oever liggend, den dag bijna uitsluitend vliegend door.
Alle soorten van deze onderfamilie bewonen meren, die rijk zijn aan rietachtige waterplanten, groote moerassen en broeklanden, plassen en met planten begroeide rivier-oevers; met uitzondering van de Koeten leven zij altijd bij en in zoetwater; zij bewegen zich veel in het riet en nog meer op den met planten bedekten waterspiegel, zijn in het loopen minder ervaren dan de Rallen, overtreffen deze echter door hun geschiktheid voor 't zwemmen en duiken, maar hebben, evenals zij, een plompe, onvaste en vermoeiende wijze van vliegen. Ook zij zijn niet zeer verdraagzaam, maar verdedigen met moed en vol ijverzucht het door hen gekozen gebied tegen indringers van hun soort en ook wel tegen andere Vogels. Kleine Vogels vallen zij met moordzuchtige bedoelingen aan; voor jonge nestvogels zijn zij zeer gevaarlijk. Daarentegen zijn het mannetje en het wijfje zeer aan elkander en aan hun kroost gehecht. Hun kunsteloos, van riet en andere waterplanten gebouwd nest wordt altijd in of althans in de nabijheid van het riet gebouwd, dikwijls zóó, dat het op den waterspiegel rust. Het broedsel bestaat uit 4
Als de meest bekende vertegenwoordiger van de onderfamilie der Groene Spechten (Picinae) kan men den Groenen Specht (Picus viridis) beschouwen; daar hij, zoowel in ons land als in ons werelddeel, menigvuldiger is dan zijn eenige inheemsche stamgenoot de Kleine Groene Specht (Picus canus). Bij den eerstgenoemden zijn de bovenzijde van den kop, de nek en een breede, door een smalle, zwarte lijn omzoomde vlek aan den mondhoek karmijnrood, de bovendeelen van den romp olijfkleurig grasgroen, de vleugels meer bruinachtig getint, de staartwortel en de bovendekveeren van den staart glanzig olijfgeel, de oorstreek, de kin en de keel wit met vuil groenachtig waas; de zijden van den hals en de onderdeelen zijn geelgroenachtig wit: de zijden van de schenkels en de onderdekveeren van den staart met donkere dwarsbanden versierd; de handpennen zijn op de buitenvlag met 6
Tot dusver kent men slechts één geslacht, dat tot deze onderfamilie behoort, en hierin twee, in Zuid-Europa levende soorten: de eene bewoont de Pyreneeën en de hiermede verbondene gebergten; de andere is in Zuid-Rusland inheemsch. De Desman bewoont het zuidoosten van Europa en wel hoofdzakelijk de stroomgebieden van den Wolga en den Don; hij komt echter ook in Azië voor, n.l. in Boekharijë.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek