Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 7 oktober 2025
Zij vormen een tamelijk scherp begrensde groep en worden daarom terecht in een afzonderlijke onderfamilie vereenigd. Het verbreidingsgebied van de Kaketoes strekt zich uit van de Philippijnen tot Tasmanië en van Timor, Flores en Celebes tot de Salomonseilanden en Nieuw-Britannië. Bijna alle landen en eilanden, die binnen deze kring gelegen zijn, worden door Kaketoes bewoond.
Deze Vogel is een van de grootste Papegaaien; zijn snavel is kolossaler dan die van eenig ander lid der orde. Zijn plaatsing in deze onderfamilie is voornamelijk gegrond op de kortheid en den vorm van den breeden staart en op de aanwezigheid van een kuif op den kop; deze is echter op geheel andere wijze samengesteld dan bij de echte Kaketoes.
Voor zoo ver bekend, zijn alle soorten van deze onderfamilie "streekvogels": na den broedtijd zwerven zij in een klein gebied rond, maar behouden overigens jaar in jaar uit dezelfde woonplaats. Overal, waar hooge, oude boomen of ook wel rotswanden hun een voldoende hoeveelheid voedsel verschaffen, kan men zeker zijn hen te zullen ontmoeten; ook in het gebergte treft men ze nog op tamelijk groote hoogten aan. Hun voedsel bestaat grootendeels uit Insecten; zij eten ook wel plantaardige stoffen, hoofdzakelijk zaden, die zij van boomen en rotswanden zoowel als van den grond opzoeken. Zij nestelen in gaten van boomen of rotsen, welker ingang zij bijna altijd met leem en slik bekleeden. Hun broedsel bestaat uit 6
Al deze soorten zijn aan dezen archipel eigen; en hetzelfde geldt voor de geheele groep, behalve ééne soort uit de onderfamilie Cactornis, die onlangs van het eiland Bow in den Tuamotu- of Lagen Archipel is meêgebracht.
De Borsteltongigen, Honigpapegaaien of Loris (Trichoglossinae), die de vijfde onderfamilie vormen, onderscheiden zich door den afwijkenden bouw van de tong. Het voorste vierde gedeelte (of de kleinste helft) van dit orgaan draagt, zoover het vrij is, dicht bijeenstaande borstels van 1.5
Zij behooren tot de kleinste leden van de onderfamilie en zijn hoogstens zoo groot als een Duif. Kenmerkend zijn voor hen de huidwoekeringen rondom den snavel, die, evenals bij onze Kalkoenen, verlengd en verkort kunnen worden. Het oog is zilverwit, de snavel zwart, de poot vleeschkleurig.
Men ontmoet ze dan ook in 't midden van 't woud zoowel als in de tuinen der dorpen en steden, aan de oevers van 't water zoowel als op de hellingen van het gebergte. Alleen het vrije veld, waar geen struiken groeien, wordt door hen angstvallig vermeden. Alle leden van deze onderfamilie zijn wakkere, bedrijvige, roerige en bijzonder opgewekte dieren.
De Buidelmiereneter (Myrmecobius fasciatus) is de eenige vertegenwoordiger van de tweede onderfamilie der Roofbuideldieren, van de Spitsbuideldieren (Myrmecobiinae). Zijn lichaam is lang, de kop zeer spits; de achtervoeten hebben vier, de voorvoeten vijf teenen; de achterpooten zijn iets langer dan de voorpooten, de zolen onbehaard, de teenen van elkander gescheiden. De staart is slap, lang en ruig. Het wijfje heeft geen buidel. Opmerkelijk is het goed voorziene gebit; het aantal tanden bedraagt meer dan bij eenig ander Zoogdier; hij heeft er niet minder dan 50
Het vederenkleed is losser en vertoont niet de vettige gladheid van dat der Visch-ijsvogels; het prijkt echter met schitterende kleuren; enkele soorten wedijveren in pracht met de fraaiste leden dezer klasse. Afrika, Zuid-Azië en Australië met de eilanden, die tusschen deze werelddeelen liggen, zijn het vaderland van deze soorten- en vormenrijke onderfamilie.
Europa dient tot woonplaats aan een enkele soort van deze onderfamilie, de Otter of Vischotter (Lutra vulgaris), een Watermarter van ruim 1.2 M. lengte, waarvan 40
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek