Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juni 2025


Het glaukonietzand te Vaurigard en Vauves, dat daar de keien bedekt, behoort tot de grofkalklaag en wijst het begin aan der middelste eocene periode. Middelste Eocene Formatie. Onderste grofkalk.

Die zeevorming, die aantoont, dat in de eerste eeuwen der eocene periode, de zee eenen nieuwen inval gedaan heeft, wordt meer naar het zuiden aangewezen door eenen band van ronde strandkeien, die thans door kiezel aan elkander verbonden zijn en nog steeds de grens aanwijzen van den inval der zee.

De Jurastreek en een groot gedeelte van de omgeving der centrale bergvlakte van Frankrijk zijn op verscheidene plaatsen bedekt door eene bijzondere formatie, die wegens den overvloed van korrelig ijzererts den naam gekregen heeft van siderolithische formatie. Die formatie dagteekent van de tweede helft der eocene periode.

De lagen phosphorzure kalk, die men in zoo groote menigte te Quercy vindt, hebben in menig opzicht groote overeenkomst met de siderolithische formatie, en schijnen even als deze grootendeels tot de laatste helft der eocene periode te behooren. Die lagen bevatten een groot aantal fossielen, vooral van zoogdieren.

Op het einde der eocene periode hebben dus de zoetwatervormingen in het bekken van Parijs de overhand. Bovenste Eocene Formatie. Gipshoudende mergel. De bovenste eocene laag bestaat uit eene lange reeks lagen gebladerde mergel, met lagen gips er tusschen in; die bezinksels, die eene dikte van 60 meters kunnen bereiken, zijn nog grootendeels eene zoetwaterformatie.

Maar de magnolia's ontbraken er, terwijl deze wel in Groenland, op 70° breedte gevonden werden. De flora van Groenland had eene merkwaardige overeenkomst met die van de Parijsche lagere eocene formatie.

In het bekken van Parijs bestaat de eocene formatie afwisselend uit zee- en zoetwaterformaties, die aldus gerangschikt zijn: Eocene Formatie. Bovenste Middelste Onderste Wij zullen die verschillende formaties in bijzonderheden bespreken, die in de omstreken van Parijs zeer gemakkelijk kunnen worden waargenomen. Wij beginnen bij de oudste lagen. Ondereoceen: I. Zee- en zoetwatervorming.

Dezelfde natuuronderzoeker heeft nog eenen kleinen halfaap, door hem necrolemur genaamd, leeren kennen. Gaudry leidt uit het onderzoek der halfapen, die in de phosphorzure kalk gevonden zijn, af, dat zij eenen gemeenschappelijken oorsprong met de eocene dikhuidige dieren kunnen gehad hebben.

Men ziet dus, dat de opheffing der Alpen een werk van langen adem is geweest, en dat de verschillende ketenen, waardoor die bergstreek in verschillende deelen verdeeld is, niet uit denzelfden tijd dagteekenen. De binnenste ketenen behooren tot de eocene of misschien wel tot de krijtperiode; die welke daarop volgen, tot de miocene, en die aan den rand tot de pliocene periode.

De vulkanen van Italië, de Vesuvius, de phlegreïsche velden, de Etna, zijn uit de quaternaire periode. Overal was de aardschors in beweging en de ketenen der Alpen, Cordillera's en der Himalaya staken hunne kruinen uit tot hoog in de wolken. Wij hebben zooeven gezien, dat Europa gedurende de eocene periode reeds een vastland was van groote uitgestrektheid, doorsneden door een aantal zeearmen.

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek