Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
In Amerika schijnen de herkauwende dieren zich vroeger te hebben ontwikkeld dan in Europa; op het einde der eocene, of liever in het begin der miocene periode hadden de meeste herkauwende dieren nog enkele karaktertrekken van de dikhuidigen bewaard.
Op het einde der eocene periode heeft eene beweging plaats, die veel sterker was dan alle vorige, en die aan de Pyreneën haren voornaamsten vorm geeft.
In de bezinksels der eocene zeeën heeft men verschillende roggen gevonden, en daaronder den sidderrog of electrischen rog, dien men kan herkennen aan zijne om het geheele lichaam gelegen vinnen. Men heeft sidderroggen gevonden in de omstreken van Verona, op den berg Bolca, die beroemd is door zijn groot aantal fossielen; zij zijn veel grooter dan die, welke thans de Middellandsche zee bewonen.
De dinoceratiden zijn inderdaad wezens, die verdwenen zijn zonder nakomelingschap achter te laten, nadat zij aan de eocene wereld een vreemdsoortig voorkomen gegeven hadden.
Reeds in het begin der miocene periode verliezen de meren, die op het einde der eocene periode bestonden, hun water door eene opheffing van den bodem. Daarna bedekt weder de molasse- of Helvetische zee een groot gedeelte van west-Europa.
De tegenwoordige orden der visschen bestonden reeds tijdens de krijtperiode, en waarschijnlijk reeds vroeger; zij begonnen zich te vormen in de devonische en de steenkoolperiode. De tegenwoordige orden der kruipende dieren bestonden reeds vóór de eocene periode; hunne vorming is begonnen in de permische periode.
In de bovenste massa vindt men de dikhuidige dieren, paleotheriums, anoplotheriums, enz., waarmede wij weldra kennis zullen maken, en die beschouwd kunnen worden als de wezens, die het kenmerk zijn der bovenste eocene formatie. Dit is de opvolging der versteende lagen tijdens de eocene periode.
In de eocene periode was de zee, die tijdens de krijtperiode die streken bedekt had, door groote zoetwatermeren vervangen, aan wier oevers een rijke plantengroei ontstond, en waar de reusachtige dikhuidigen zich ontwikkelden, wien men den naam van dinoceratiden gegeven heeft.
De gastornis parisiensis echter, in 1855 door Gaston Planté in de eocene lagen van Mendon gevonden, moet, zooals uit de gevonden tibia blijkt, eene zeer groote vleugelwijdte gehad hebben. Wij zullen zien, dat de vogels eerst in de miocene periode tot hunne volle ontwikkeling komen. Zooals wij reeds hebben opgemerkt, zijn het de zoogdieren, die kenschetsend zijn voor het tertiaire tijdperk.
De Apenijnen dagteekenen uit datzelfde tijdperk, dat is dus uit de oligocene periode, het einde van het eocene tijdperk. De Alpen daarentegen hebben hunne grootste hoogte eerst verkregen in de miocene periode, die wij in het volgende hoofdstuk tot het onderwerp onzer studie zullen maken. De Miocene Periode.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek