Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 juni 2025


Volgens Audubon legt de Koevogel nooit meer dan één ei in hetzelfde nest, ongetwijfeld legt hij er echter verscheidene gedurende ieder voortplantingstijdperk. Na een bebroeding van 14 dagen komt de jonge Vogel te voorschijn en wordt op dezelfde wijze grootgebracht als de jonge Koekoek.

Na een bebroeding van ongeveer 15 dagen komen de jongen uit, die het nest verlaten, zoodra zij droog geworden zijn en, als zij op een boom het eerste levenslicht aanschouwden, zonder zich te beschadigen naar beneden springen in het gras. Onder de trouwe, zelfverloochenende leiding hunner ouders groeien zij schielijk en worden even spoedig zelfstandig als de andere leden van hun geslacht.

R. van Lendenfeld heeft opgemerkt, dat de temperatuur in den broedzak ten tijde van de bebroeding hooger is dan die van het overige lichaam, en dat de huid die den broedzak vormt, in den genoemden tijd door den sterken aandrang van het bloed er zeer rood en als 't ware ontstoken uitziet.

Bij 't kiezen van de broedplaats geven zij steeds blijken van groote voorzichtigheid; door oude paren geschiedt dit echter zorgvuldiger dan door jonge. Als het koren reeds zoo hoog is opgeschoten, dat het broedende wijfje zich er in verbergen kan, krabt zij een ondiep kuiltje in den bodem, bekleedt dit soms met eenige droge stoppels, stengels en halmen en legt hierin twee, bij uitzondering ook wel drie, niet bijzonder groote, kort eivormige eieren; deze hebben een dikke, grofkorrelige glanslooze schaal, die op licht olijfkleurig groenen of dof grijsgroenen grond, donkerder gevlekt en gesprenkeld is. Zij nadert het nest steeds uiterst behoedzaam, sluipt er letterlijk heen, laat zich zoo weinig mogelijk zien en legt, zoodra zij iemand bespeurt, den hals, dien zij gedurende het broeden rechtop houdt, plat op den bodem. Als een vijand nadert, sluipt zij, zonder gezien te worden, door het koren weg; als een gevaar haar plotseling overvalt, vliegt zij omhoog, maar strijkt spoedig weer in 't koren neder en loopt dan verder. Na een bebroeding van 28

Naar het schijnt, legt de Mierenegel nooit meer dan één ei; dit is klein, maar heeft een grooten dooier en een perkamentachtige schaal. De duur van de bebroeding is nog niet bekend. Het jong is bij het verlaten van het ei nietig klein, naakt en blind, evenals dat van de Buideldieren; het verschilt van zijne ouders vooral door den korteren snuit. Hoe het zuigt, weet men nog niet recht.

Hutton heeft de voortplanting van dezen Vogel waargenomen op Prins-Edwards-eiland; het wijfje legt slechts één wit ei. Het jong, dat na een langdurige bebroeding hier uit komt, is aanvankelijk gehuld in een fraai wit, uit lange donsveeren samengesteld kleed; het groeit langzaam en verkrijgt later een jeugdkleed, dat op donkerbruinen grond wit gevlekt is.

Na een bebroeding van drie weken komen de jongen uit; deze worden vervolgens door de beide ouders met Insecten, Regenwormen en slakken gevoederd, totdat zij zelfstandig zijn. Zoowel de vader als de moeder toonen veel liefde voor hun kroost en verlaten het nooit. Het is ons gebleken, dat een Ekster, waarop wij geschoten hadden, nog voortging met broeden met een hagelkorrel in zijn lichaam.

Beide ouders toonen echter een levendige belangstelling in hun kroost en verdedigen het, zoo goed zij kunnen. In geval van nood worden, naar Audubon ons mededeelt, de eieren soms op een eigenaardige wijze in veiligheid gebracht: in den ontzaglijk grooten muil geborgen en naar een andere, veiliger plek van het woud vervoerd, waar de bebroeding wordt voortgezet.

Deze is reeds in den aanvang zoo groot, dat er een zakhorloge in kan; hij dient tot berging en bebroeding van het ei, bevat later het jong en neemt in omvang toe, naarmate dit zich ontwikkelt, verdwijnt echter weer allengs, nadat het jong geheel zelfstandig is geworden, zoodat men er tijdelijk niets meer van bespeurt.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek