United States or Namibia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij wachtte eenige oogenblikken met angst op hetgeen mevrouw Van Valburg haar zeggen zou, en kreeg eindelijk tot antwoord: "Ik ben niet gewoon geld te leenen om ondankbaren te maken. Hadde uw man zoo lang niet ledig geloopen, zoo zoudt gij niet in dezen toestand zijn. Hoop dus niet, dat ik mijn geld besteden zal om de luiaardij aan te moedigen.

Mevrouw Van Valburg wees hare kinderen de zaal uit en sprak, zich tot de geknielde keerende: "Welnu, wat beteekent dit? Waartoe deze komedie? Zeg op, wat wilt gij?" De jonge vrouw stuurde eenen blik als een gebed in de oogen van mevrouw Van Valburg, en zuchtte weenend: "O, mevrouw, spreek toch zoo niet tot mij! Ik ben ongelukkig en totterdood toe bedroefd.

Eindelijk, vertoonde hij zich bij den ingang der zaal; maar zijne houding was zoo vreemd, zijn gelaat zoo bleek, en zijne bewegingen zoo vol achterdocht, dat mevrouw Van Valburg, hem ziende, eenen schreeuw liet en riep: "Och, Pieter, wat is er? Waarom zijt gij zoo bleek?" "Mevrouw," antwoordde Pieter heel treurig, "ik durf u niet zeggen, wat ongeluk ons nadert."

Het scheen, dat zij door het boezemwee, dat haar verkropte, ging verstikken; doch op eens brak zij in woede los, en zich voor mevrouw Van Valburg plaatsende, sprak zij met opgeheven hoofd: "Ha, mevrouw, het was u niet genoeg eene arme door moeder uwe dienstknechten te doen mishandelen; gij moest zelfs door uwen mond den laster op haar ongeluk werpen en ze ter deure doen uitjagen als eenen hond?

Ik kan dus, indien het den Heere zoo beliefde, uwen rijkdom ook nog gedurende uw leven bezitten." Deze woorden verwekten in mevrouw Van Valburg eenen spottenden lach en schenen haar hart van eenen zwaren steen te ontlasten. Zij sprak met klaardere stem: "Vrouw, gij zijt van uwe zinnen! Het feilt u waarlijk in de hersens; en nu ik dit merk, vergeef ik u gaarne uwe gekke redenen.

Wat onder Godes hand niet buygen wil, dat breekt. Voor eenige jaren, en wel in het midden van 1832, leefde te Antwerpen eene rijke weduwe, met name Clotilde Van Valburg.

Mevrouw Van Valburg, zich alleen bevindende, kon, wat moeite zij ook daartoe deed, het lastig aandenken van de cholera niet uit haren geest bannen; de woorden der jonge vrouw klonken één voor één terug in hare ooren, en dwongen haar ditmaal met geweld tot ernstige overweging. Zij belde eene tweede maal; want de knecht, dien zij geroepen had, verscheen niet.

Ik, arme moeder, ik heb nu reeds zoo dikwijls met tranend oog op mijne twee kranke wichtjes gestaard; want ik vrees voor den geesel des hemels, de plaag, die zich als een onmeetbare lijkdoek over de aarde verspreidt." Meer kalmte was in mevrouw Van Valburg gekomen, sedert de jonge vrouw ook hare beschuldigingen had gestaakt. Zij antwoordde schertsend: "Wat ligt gij lieden altijd van God te praten?

O, mevrouw! zult gij in deze omstandigheid vergeten, dat uwe kinderen en mijne kinderen niet van een geheel verschillend bloed zijn? Zult gij eene vrouw, die moeder en ongelukkig is, van eene andere moeder ongetroost laten weggaan?" Mevrouw Van Valburg hoorde met tegenzin, dat de smeekende haar van maagschap durfde spreken; zij voelde zich gekwetst en was boos.

"Spreek, spreek, Pieter, ik beveel het u!" viel mevrouw in. "Wel, mevrouw, de cholera-morbus is hiernaast, bij mijnheer Tesseniers; zijn zoon Victor is reeds dood, en dezen morgen zeide hij mij nog goeden dag!" Dit schrikkelijk nieuws jaagde de liefde der wereld uit het hart van mevrouw Van Valburg, om het gansch met de ontwaakte moederliefde te vervullen.